De oudst bekende oorkonde, waarin Heijen genoemd wordt, namelijk Anno 1271

Heijen.

Op 13 maart 1271 schenkt Wilhelm Schenk v. Nydeggen, de zoon van Christiaan voor het houden van een jaargetijde voor zijn overleden en in de abdij Grevendaal bijgezette echtgenote Mechtildis een jaarlijkse renteopbrengst van zes malder koren (3 malder gerst en 3 malter haver), komend van verschillende landerijen, geheten Selegut in Heijen en die als een lijfgewinsgoed (een soort pachtgoed) aan een zekere Peter ter exploitatie uitgegeven zijn. Door de overdracht van dit koren aan de abdij zal als tegenprestatie voor het kerkelijk herdenken van de sterfdag van Melchtildis, steeds een extraatje ( bijvoorbeeld een extra visje) bij de maaltijd aan de zusters van de abdij uitgereikt worden.

In de tijd van abdis Eva van Wachtendonck waren dat in Heijen zes stukken land met een totaal grootte van 11 ¾ morgen. Het grootste stuk van vier morgen, toen Selick geheten, was in de richting van de Maas gelegen, waarmee een Dietrich Schenck behand was, dus pachter.


Scholten: Nr. 22.

1271 März 13, Grafenthal.– Wilhelm Schenk von Nydeggen weist Kloster Grafenthal für ein Anniversarium seiner daselbst begrabenen Frau Mechtildis aus Selegut in Heyen jährlich 6 Malter Getreide an.

Wilhelmus pincerna de Nithecke universis hoc scriptum intuentibus eternam in domino salutem. Notum esse volumus presentibus et futuris, quod, cum dilecta coniunx nostra Mechtildis viam fuisset universe carnis ingressa et apud monasterium Vallis comitis consepulta, volentes, ut sui memoria vigeret perpetuo, et dies anniversarius ageretur, contulimus abbatisse et conventui dicti monasterii sex maldra annone, tria maldra scilicet ordei et tria avene, que nobis singulis annis solvebantur in Heiden in die beati.
Martini episcopi de quibusdam agris, qui Selegut dicuntur, quos agros quidam Petrus a nobis tenuit iure hereditario ad pensionem
dictorum sex maldrorum tali iure, quod in morte ipsius vel cuiuslibet successoris succedens heres solvet de manu mortua sex maldra, sicut solvunt in pensione annuatim.
Et hec bona contulimus memoratis abbatisse et conventui cum omni iure et integritate, quibus nobis attinebant, volentes nichilominus, ut dicto conventui singulis annis pitancia ministretur in anniversario dilecte uxoris nostre supradicte.
Et ut hec dicto conventtli inposterum firma permaneant, presentem paginam eidem tradidimus sigillo nostro roboratam.
Acta sunt hec a nobis aput Vallem comitis anno domini M.CC.L.XXI. tercio idus Marcii.

Origina1 auf Pergament mit an rothcn Seidenfäden herabhängendem gut erhaltenem Siegel (5 cm. ) in grünem Wachs, das auf spitzem Schild den nach rechts steigenden Löwen zeigt und die Umschrift hat † S. Wilhelmi pincerne d. Nydecken. Rückaufschriftcn 16. und 17. Jahrhundert Inhaltsangabe.

Gedruckt in Gesch. der Familie Schenk v. Nydeggen S. 317.

Zie: Kopiar 2 A (Origineel Huis Bergh – `s-Heerenberg: Cartularium H.S. 71 nr. 304, folio 302 – 303. Middeleeuwse vertaling uit het Latijn.


Van drie malder garsten ind drie malder haver to Heiden.

Wy Wilhem Schenck van Nydeggen, onse groet ind salicheit alle den genyn die desen brieff sien sullen.
Wy begeren kundich to syn alle dengeenen nu sijn off hiernamails kommen sullen, dat so als onse lieue huysfrouwe Mechtelt verstorven were ind in den Cloister Sgrevendail begraven was, begerende, dat oir gedechtenysse altyt blyven mochte ind oire Jairgetyts dach gehalden wurde, hebben wy dairomme gegeven der Abdissen ind Convent vurscreven ses malder korns, nementlicke drie malder geersten, ind drie malder haveren, wilke ons alle iaers betaelt plegen te werden to Heiden op sente Martensdach uiter somige alnde genoempt Selegut, welck landt Peter van ons gehad heff tot enen erffpacht, voir enen iairlixen pacht der vurscreven sees malder op alsulcke conditie dat na syne ind syner nakomelingen doide, der navolgende erffgename betaelen sullen van verstorven hande ses malder, gelyc als hie iairlix betaelt hefft und die guederen hebben wij gegeven die Abdisse ind Convente myt alle oir alinge gerechticheit ind tobehoir als sy ons tobehoirden.
Begerende my dat den vuurgenante Convente op jairgetyde mynre huysfrouwen eyn pitantie
(extra versnapering) gegeven sal worden.
End op dat die vestlicken gehald mach worden, hebn wy desen brieff on gelevert myt segel besegelt wysende.
Geschiet synde tot Sgrevendail int iairons Heren MCCLXXI. III idus Martij.

Rien van den Brand