(Rien van den Brand)
Inventaris van geselecteerde Akten in printvorm van digitale opnamen uit het
Gesamtarchiv von Romberg, Bestand Haus & Herrlichkeit Heyen,
(ex: Landesarchiv Nordrhein-Westaflen,
Staatsarchiv Münster, Bohlweg 2, 48147 Münster/Dld.)
sinds 4 mei 2010 zich bevindend in het Gemeentearchief te Gennep.
Samengesteld in concept door:
Rien van den Brand, Venray status 17 oktober 2011
Genomen uit het Münsterse archiefbestanddeel: Karton 23
subbestanddeel Herrlichkeit Heyen, Akten V, 11 B, en verdere kartons.
deel 1
Ordn. 1 Opnamenr. 0000 – 0005
Ao.: 12 april 1655 Inventarium aller ahn Hause Heijen befindliche Mobilien. Er wordt een overzicht gegeven van het aanwezige meubilair in het Huis of kasteel van Heijen.
Ordn. 1 Opnamenr.. 0006 – 0008
Ao.: mei 1703 e.v. Rekening van de Glasemacher Jan Zeller in Gennep vanwege glas reparaties aan het kasteel Heijen, in de kelder, op de poortkamer, bij de richter Bergsum, enz, als ook bij de kleermaker.
Ordn. 1 Opname. 0009
Karton 23, subbestanddeel Herrlichkeit Heyen, Akten V, 12 A
Ordn. 1 Opname. 0010
Ao.: 3 mei 1522 Akte van Elisabeth Spannerbock, weduwe van Eickel, vrouwe van Heijen, en de schepenen met de gemeenschappelijke naburen van Heijen, over de kosterij die onder bepaalde voorwaarden aan Ruth van Veltum gegeven wordt. De overeenkomst is mede ondertekend door de Heijense pastoor Alard Michiels.
Ordn. 1 Opnamenr. 0011-0012
Ao.: 20 november 1577 Pachtakte afgegeven door Galand van Meverden, vrouwe van Heijen en tevens weduwe van Arnt Spannerbock, met inspraak van haar twee dochters, voor het gebruik van een weiland aan de Maas, die Wittestein geheten. Dit weidegebied is eerst voor de som van 70 dalers gepacht geweest door Henrick Spaenrebock, custer tot Heyen en Johan Michiels.
Ordn. 1 Opnamenr. 0013-0015
Ao.: 22 maart 1635 Regeling van Peter Vermasen, Arndt Verhasselt en andere schepenen van Heijen over een overeenkomst met de Heijense pastoor Marcellis Busselius (uit Asten) en de Heijense kerkmeesters Wilhelm Lamberts en Hanrick Haess over de Heijnse schoolmeester en koster Adolph Rutgeri Veltum en zijn inkomen. Het schooltje is een getimmerde schoel op den Kerckhoff van Heijen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0016-0020
Ao.: 1628-1663 Extract uit Aerdt ten Haeff’s aantekeningen over de tijd dat hij koster in Heijen was, voornamelijk inkomsten en uitgaven. O.a. wordt genoemd Jan Bantz, den dooven pauper.
Ordn. 1 Opnamenr. 0021-0022
Ao.: 15 april 1659 De Heijense pastoor Cornelius Vermeulen en de schepenen en naburen van Heijen hebben tot nieuwe schoolmeester aangenomen Arnold then Haeff, met opgaven van zijn verplichtingen en zijn inkomsten, jaarlijks twaelff Ryxdalers, via de Vrouwe van Heijen. Mocht de Vrouwe nalatig blijven, dat zullen de schepenen voor uitbetaling zorgdragen. Ook mag hij de pachtpenningen genieten van een stuk land naast den Papelier.
Ordn. 1 Opnamenr. 0023-0033
Ao.: Cleve, 14 febr. 1664 Moeilijkheden en ernstige klachten van Heijen over het functioneren van hun custer en schooldiener Arndten ten Haeff. De klacht is mede ondertekend geweest door de procurator van de Gaesdonck. Zelf noemt hij zich onderdanigen ende gehoersamen dienaer Arndt ten Haeff.
Ordn. 1 Opnamenr. 0034-0039
Ao.: 1664 Weigering van inkomen aan de Heijense schoolmeester voor zijn onderwijs- en kosterwerk (klokluiden, begrafenissen, e.d.) met een verzoek van Arn ten Haeff om hulp en beliefft mij in alles behulplick te wesen om de lieffde Godts, mijn officie in staet te stellen, dat ick mach ongehindert de renten, bijvallen en vrijnheijt, nae behooren, genieten. De verzoekbrief wordt gericht aan Jan van Lottum ende sommige inwoonders der Vrijheerlickheijt Heyen.
Bijgevoegd is onder meer een korte verklaring van 13 jan. 1664 van Chirurgijn Cornelis van der Poel, dat Aerdt te Haeff, custer tot Heyen, door iemand gestoken is en een flinke wond heeft in de hand.
Ordn. 1 Opnamenr. 0040-0041
Ao.: 9 mei 1670 Uit de brief blijkt de heer van Blienbeek/Afferden de collatie of het benoemingsrecht van de Heijense kosterij te bezitten. Blienbeek wil nu een andere koster op de post in Heijen aanstellen, zeer tegen de wil van de Vrouwe van Heijen. Zij en de inwoners van Heijen zijn tevreden met de huidige persoon: Jacob Custer van den Hoeft, die nog voor 6 jaar in functie blijft. Cornelis van Aerssen en vijf schepenen Derck Ebben, Jan Hendrickx, L(?)ens Bossen, Alart Peters en Willem Hendrickx en nog een 20-tal inwoners ondertekenen de begeleidende brief, waarvan er negen niet schrijven kunnen en slechts een symbool tekenen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0042-0044
Ao.: 3 mei 1582 (?) Uit de brief Elis. Van Spanrebock, weduwe van Eijckel, Vrouwe van Heijen blijkt Rut van Veltum, met toestemming van Alard Michels, pastor, de Custerij sijnen leven lanck ehrbarlich und dienstbaerlich sall bedienen, ook zal hij er de bediening van de school verzorgen, dus onderwijzer zijn. De kinderen zal hij in goeder disciplinen und Gades vrucht underhalden.
Ingevoegd is een brief van de schepenen en de raad van de stad Gennep van 15 juni 1685 waarin ter instantie van fraulein Berthina Elisabeth van Vittinghoff gnt. Schell, gerichtsfraulein der herlicheit Heijen, Arnoldus then Haeff als koster van de parochiaal kerk te Gennep (!) voor hen komt, aldus een notitie van de stadssecretaris Const. De Mentrop van 27 sept. 1696.
Ordn. 1 Opname. 0045
Ao.: ca. 1705 ??? Brief gericht aan de plaatselijke richter van Heijen inzake de bedieninge van de Custerie en schoole tot Heijen ten tijde van de frij Heere van Bolderen (=Buldern). Jaarlijks op Pasen en Kerstmis genoot de koster/schoolmeester van Heijen een tien pont broot (uit ieder huisstede), zoals alle Custers so to Otersum, Hommersum, Kessel, Mook dat ontvingen. De brief is ondertekend door Johan Lensens, Custos in Heijen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0046-0047
Ao.: rond 1700 Staat van korenpacht, die als jaarlijkse rente aan de Custerie tot Heijden uitgekeerd wordt met vermelding van de fam. Scheif(fen), de Hoppenkamp, een weiland geheten Custers hoef neffens den Leijgraeff, den Sparenbroek, in den Masenhoek en boulant genant het Cromlant. Deze landerijen blijken van alder tot alder tijns ende schattingvrij gehalden.
Ordn. 1 Opname. 0048
Ao.: rond 1700 Gedetailleerd overzicht van de renten, allemaal roggepachten t.b.v. de schoole tot Heijden, welcke op den Kerckhof ut der kerken middelen gebouwt ende getimmert is.
Ordn. 1 Opname. 0049
Ao.: Gennep, 19 september 1705 Kort bericht van de gewesen Custer in Heijen, Arnoldus ten Haeff aangaande de tegenwoordige koster Johan Lijnsens over het zogeheten Paesbroot en het Kersbroot, dat in de jaren van 1658 tot 1665 door Arnoldus werd ontvangen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0050-0053
Ao.:1658-1664 Uittreksel uit Aert ten Haeff syn aentekeninge voor den tijt als hij Custer tot Heyden is geweest. Per huisgezin wordt de ontvangst van het Paas- en Kerstbrood opgegeven.
Ordn. 1 Opname. 0054
Ao.: rond 1705 Drie verklaringen van Jan Maes, koster te Kessel; van Hendrik van Neer, koster te Hommersum en van Johannes Jurgens, koster te Afferden, dat zij jaarlijks uit ieder huis , al waer rook op gaet een 15 pont broot ontvangen.
Ordn. 1 Opname. 0055
Ao.: 1 mei 1706 Enige quaet willigen tot Heijen, met naam genoemd, die weigeren het Paas- en Kerstbrood jaarlijks aan de Heijense koster en schoolbediender der Heerlycheijt Heyen Johan Lensen (elders in de akte Linsen geschreven) te voldoen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0056-0061
Ao.: 3 aug. 1734 Groot Consistorium, gehouden in Gennep i.v.m. het beroepen van eenen nieuwen Latijnsen Rector en organist. Het beroep geschiedt gewoonlijk in de kerk, maar dit maal op het Raadhuijs, wanneer de Magistraat ook consenteert. De vorige organist was Bollenberg. Getekend door Theod. Erpers, prediger.
Met een brief van 15 november 1741.
Ordn. 1 Opnamenr. 0062-0063
Ao.: 11 dec. 1746 Via een schepenbrief van Heijen keurt de heer van Diepenbrock, vrijheer van Buldern en Heijen, goed dat de vacante post van koster en schoolmeester in Heijen wordt ingevuld door Arnoldus Ebben, de zoon van Derck, inwoonder alhier en van ouders tot ouders hier uijt Heijen gesprooten, onder conditie dat sich op toecomende Sancti Johannis in den somer (24 juni) daer toe bequaem sal hebben te maecken. Hij zou niet oudt genoegh zijn (17 jaar).
Ordn. 1 Opnamenr. 0064-0066
Ao.: 4 juli 1747 Over de collatie van Custerie en schoolmeesterie te Heijen ten tijde van de Heijense pastoor Barth. Heckermans i.v.m. de incapaciteit van Arnoldus Ebben.
Ordn. 1 Opnamenr. 0067-0070
Om november 1695 Extract uit een register over de kosterij van Heijen, geschreven door Emericus Krift, eertijds pastoor in Heijen en daarna geworden pastoor in Gennep (gestorven in 1695), betreffende o.m. de koreninkomsten aan rogge per gezin.
Ordn. 1 Opname. 0071
Karton 20, subbestanddeel Herrlichkeit Heyen, Akten V, 11 A 3
Ordn. 1 Opnamenr. 0073-0076
Ao.: rond 1656 Overzicht van 4 lijsten inzake Armen Einkompsten zu Heijen, Einkompsten in Gelde.
Ordn. 1 Opnamenr. 0077-0078
Ao.: 1665-1667 Rekening van de behuijsingh Heiden (kasteel Heijen) betreffende ijzerwerk zoals nagels, ankers, vensterhaken, putemmers, nachtslot, putkettingen, deurschaaf, e.d.
Ordn. 1 Opnamenr. 0079-0092
Ao.: 1664-1666 Schuldenboek van het Huis Heijen vanwege geleend geld o.a. uit Beugen, Venray/klooster Jerusalem, Hassum, gasthuis Gennep, Goch, Klooster Marienbaum, vicarie St. Nicolaas-Heijen, e.d.
Ordn. 1 Opnamenr. 0093-0096
Ao.: 1664-1665 Rekening van ijzerwerk- en timmerkosten gemaakt ten behoeve van het Kasteel Heijen (trap, zolder, koetsschuur, den bock voor het kasteel om het ijs te breken, verbouw gevangenis, een catrali (katrol), grote grendels e.d.
Ordn. 1 Opnamenr. 0097-0100
Ao.: 1665 Kerk- en armmeesters van Heijen aangaande het in een herberg verpachten van bouwland, het zogeheten Armen landt e.d. tegen speciale voorwaarden en brandende kaars. Het land is o.m. bij de Leemskuijlen gelegen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0101-0102
Karton 19, subbestanddeel Herrlichkeit Heyen, Akten V, 11 A 3, Band 2,2
Ordn. 1 Opnamenr. 0103-0106
Ao.: 1640-1650 Rekening van meester-smid Hermen Jegerlingh inzake allerlei reparatie- en nieuwbouwwerkzaamheden, voornamelijk ijzerwerk, ten behoeve van t Huijs ten Heyden (kasteel Heijen). Het betreft het maken van mestrieken, deurklinken, deuren, sleutels, winkelhaken, kettingen, sloten, nagels, het bouwen van WC’s secreten geheten, brandroeden, enzovoorts ten tijde van kasteelbewoner Gisbert Johan von Vittinghoff genant Schell.
Ordn. 1 Opnamenr. 0107-0116
April 1648-1650 Pachtlijst van de Verwalter des Hauses Heijen met de grootte vermeldingen van de verschillende landerijen onder Heijen, met hun specifieke veldnaam genoemd, zoals der grosse Schmalert, der kleiner Schmalert, der Houck, das Treckgras, Lanckersche Wehrt, Grosse hogewij, Düstercampgens, zweij Kämpe der Locht, grosser Wittenstein, kleiner Wittenstein, Nierspoel, der Kornacker, Elsen Camp, Hoge Pollacker, Lege Pollacker, Newercamp, Pölleken, Bögensche werth, Papenlier, Schmale Kämpgen, Kuhcamp, Die Steil, Gysenbush en Hünshert.
Ordn. 1 Opnamenr. 0117-0118
Rombergsch. Archiv [Depositum], Karton 28, subbestanddeel Herrlichkeit Heyen,
Akten VI. Nr. 11
Ordn. 1 Opnamenr. 0119-0123
4 mei 1556 Kopie van een breedvoerige erfdelingsoorkonde (erffscheit) tussen Aleff van Meverden te Hassent enerzijds en Arnt Spanrebuck, heer te Heijen, en zijn vrouw Galanth van Meverden en Goert van Meverden als gekoren momber juffer Arntz van Meverden anderzijds, eliche broeder ende susteren. De deling geschiedt na guutliche under handlunge der verwanten und frunden und maegen, zogenoemde arbiters. De partijen moeten zich strikt aan de verdelingsafspraken houden, anders geldt een boete van duesent golden alde schylde (muntsoort). Als arbiters worden genoemd Aleff van Meverden te Smithuisen koeckenmeister, Henrick van Diepenbroick ther Empell, Ruetger van Randwyck en Derick van der Kollick. Het betreft vooral verdeling van geldsommen en enige goederen uit het sterfhuis tussen de verwanten, zijnde vaederlich und moederlich erven.
Ordn. 1 Opnamenr. 0124-0127
9 maart 1558 Overeenkomst en vergelijk i.v.m. een klacht over een betalingsgeschil, mede ondertekend is door de hoofdpersonen Aleff van Meverden tho Hassent en Arnt Spanrebock heer te Heijen. Tussenkomst is verleend door leenheer Wilhelm, graaf van Bergh, heer van Boxmeer. Andere bemiddelaars zijn: Henrick van den Hoevelwick, Thomas van Bellinghaeven haiffmeister, Sander Tellich(t) en Arndt Visscher, richter t Westerfoirdt. Hierdoor moet onder meer voornoemde Aleff, in de akte genoemd Adolff van Mevordt, onmiddellijk aan zijn zwager, de heer van Heijen, 500 goudgulden uitbetalen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0128-0131
Rombergsch. Archiv [Depositum], Karton 28, subbestanddeel Herrlichkeit Heyen,
Akten VI. Nr. 10
Stamtafeloverzicht van 16 voorvaderen, uit vermoedelijk de 16e eeuw, van enkele families van Mutter seite und Vatter seite waaruit geen directe relatie met Heijen te zien is. Als hoofdpersoon is genoemd: Johan van Ledebur Erbherr zur Obermühlenburg und Langenbrouck.
Ordn. 1 Opname. 0132
Rombergsch. Archiv [Depositum], Karton 28, subbestanddeel Herrlichkeit Heyen, Akten VI. Nr. 9.
Ordn. 1 Opnamenr. 0133-0135
24 augustus 1593 Verklaring, getekend door Alther Knippinck, heer van Heijen, waarin hij bekend schuldig te zijn aan Conrad Knippinck, commandeur van Heilbronn, zijn lieve broer, en al diens erven een som van 1900 gulden Brabants.
Ordn. 1 Opnamenr. 0136-0137
10 december 1660 Brief over wijlen Alter Knippinck en zijn vrouw Elisabeth Spannerbock, heer en vrouw van Heijen, die aan wijlen het echtpaar Lambert van Till en zijn vrouw Frans Spannerbock die bij hun huwelijk in 1583 bij huwelijkse voorwaarden afstand gedaan hebben van de vaderlijcke ende moederlijcke erftenisse en de voorschreven grootmoeder Frans Spannerbock kindsgedeelte aen de heerlijckheijt Heijen ende de goederen aldaer, 4.000 daelers. Ook de tegenwoordige vrouwe van Heijen (en Schellenbergh), douveagiere van Vittinghoff genempt Schell, geborene van Bonen wordt als erfgename genoemd vanwege rechten op eenigsints op het huys ende heerlijckheijt Heijden ende derselve toebehoorlijckheden ende aldaer gelegene haere goederen van onze voorouders ….. naer leenrechten ende van bloetswege ons competeren. De brief is voor akkoord ondertekend door Joost van Till van meij ende mijn met eerve.
Ordn. 1 Opnamenr. 0138-0141
4 mei 1611 Doorgehaalde verdragsdocument van 4 mei 1611. Hierin staat dat joffer Elisabeth Spanrebock eerst op 1 januari 1578 met Hendrik van Eijckel gehuwd was en daarna in 1582 met Alter Knipping, beide keren als vrouwe en heer van Heijen. Verder wordt gezegd dat haar jongste zuster Frans afstand gedaan heeft van de vaderlijke en moederlijke erfenis. Voorst worden landerijen genoemd onder Heijen: den grote en kleinen Smalert mit die Dusters kempkens und Pulmanskamp, vervolgens een weiland achter Beringers Ossenkamp mit noch die helfte van twintig malder so rogh als garst erfrente tot Beck (Vierlingsbeek) und Loen (Overloon), dar van d’ander helfte Joh. Wilhem van Till voorschreven tobehoert.
Tot getuige treden op: Wilhem van Steinhuys tot Opplo, Helmich van Schewick to Driesberge, Liffort van Beringen en Arnolt van Randwijk.
Ordn. 1 Opnamenr. 0142-0147
4 mei 1611 Min of meer woordelijke herhaling van voorgaand document inzake erfenisaangelegenheden met een verplichting of obligation aan Tillen (= van Till).
Ordn. 1 Opname. 0148
1 juli 1611 Verklaring uit de Kleefse Rekenkamer over een pachtaangelegenheid op verzoek van Alter Knippinck te Heijen en Henrichen van Meverden, ondertekend door Wessel van Löhe, heer te Wissen, namens de vorst van Brandenburg, Pfalz en Neuburg van de Kleefse raad.
Ordn. 1 Opnamenr. 0149-0151
2 – 7 juni 1613 Verdrag van Alter Knippinck, heer van Heijen en ambtman in de Liemers. Betrokken hierbij zijn een houtgewas, die Heese genandt, het viswater onder en boven Heijen in de Maas in dem Amptte Gennep und Herrlichkeitt Heijen gelegen, waartoe hij tot de helft gerechtigd is.
Ordn. 1 Opnamenr. 0152-0153
Rond 1613 ??? Rechtsaangelegenheid tussen Alther Knippinck en Josine Soentgens inzake Genneperloo.
Ordn. 1 Opnamenr. 0154-0157
1 Mei 1615 Concept Obligatieverdrag van Alther Knippinck, heer te Heijen en drost te Emmerick, in de Liemers en Zevenaar, Kriegs Commissarius, gehuwd met Elisabeth Spannerboeks. Er is namelijk een grote brand in kasteel Heijen geweest en daarom zijn omvangrijke herstelwerkzaamheden nodig en een obligatielening van 1900 gulden Brabants.
Ordn. 1 Opnamenr. 0158-0163
22 augustus 1618 Memorial wegens des Vatters Hern zu Heijen sache …. te weten een schuldvordering tussen Alther Knippinck, heer te Heijen, en Josina Soitgens en haar kinderen.
Ordn. 1 Opname. 0164
Rombergsch. Archiv [Depositum], subbestanddeel Herrlichkeit Heyen,
Akten VI. Nr. 4.
Ordn. 1 Opnamenr. 0165-0171
5 augustus 1648 Originale huwelijksakte tussen Peteren Diethrichen van Eickell, Herre zu dem Ham, van wijlen Dietherichen van Eickell zu dem Ham, keurvorstelijk Brandenburgse raad tevens waltgraven zu Nirgennai (Nergenna), drost te Goch en de edele vrouwe Margreten van Aldenbockum, echtelieden, wettige zoon enerzijds en jonkvrouwe Hertzlieb von Boenen van wijlen Georgen van Boenen zu Overfelde, Here zu Heijen und Galandt gebohren Knippinck, echtelieden, nagelaten wettige dochter anderzijds. Ingebracht worden o.a. het adellijk huis Hamm met bijbehorende goederen, inventaris en 4.000 rijksdaler. De akte wordt eigenhandig ondertekend door Peter Derick van Eijckel, Her zu den Ham en Hertzlieb von Boenen en voorzien van lakzegels.
Ordn. 1 Opnamenr. 0172-0173
Rombergsch. Archiv [Depositum], subbestanddeel Haus Heyen, Akten, Karton 27
Akten VI. Nr. 3, Band 2
Ordn. 1 Opnamenr. 0174-0175
Rombergsch. Archiv [Depositum], subbestanddeel Herrlichkeit Heyen, Akten, Karton 24
Akten V. Nr. 14
Ordn. 1 Opnamenr. 0176-0179
5 maart 1622 Onderdanig schrijven inhoudende een verzoek aan het keurvorstelijke Commissariath (te Kleef?) van Alter Knippinck zu Heijen, ambtman in de Liemers o.a. over betalingen aus meinen Beutel en der werdinnen im Engell zur Cleve en over beschutting en beveiliging. Genoemd worden onder meer Pässe, Landtwehren, Schlagbaume, alsook Tractement en kosten. De Duitstalige akte bevat diverse Latijnse begrippen. Bijgevoegd is een betalingskwitantie van 18 mei 1622, getekend door Adam, graaf te Schwartzenbergh.
Ordn. 1 Opnamenr. 0180-0183
5 maart 1622 Kopie-brief en verzoek van Alter Knippinck aan de keurvorstelijke Kleefse en Markse raad, waarin gesteld wordt dat er goed toezicht moet zijn op de in Kleef gelegerde soldaten vanwege de oorlog (80 jarige oorlog woedt) mede vanwege het feit dat deze soldaten geen of nauwelijks soldij ontvangen en de militaire bezetting in het Genneperhuis.
Ordn. 1 Opnamenr. 0184-0187
27 april 1744 Kopie-brief d.d. 16 april 1744 van de Kleefse Kriegskammer inzake een Cabinets-ordre vanuit het Pruisische Charlottenburg over regimenten o.a. naar generaal en gouverneur van Dossen(?) in Wezel. De brief is gericht aan de richter te Kranenburg en ondertekend namens koning Friedrich door de heren Geelhaas, B. Rappard en Siedler.
Ordn. 1 Opnamenr. 0188-0190
Januari 1610 (?) Brief, (als concept?) opgesteld door Helmich van Schewick ten behoeve van en namens Alter Knippinck, heer te Heijen (aan de regering in Kleef??), waarin Aleander Pasqualin, sluijter zu Üdem en een Geographum von Calckar Johan van der Weij genoemd worden, laatstgenoemde heeft einen abrijss dieser sijedtz Rhyns getekend. Ook is sprake van de monstering van soldaten (in 1609) onder onderdanen, waaruit die bequemtste und wehrhafftichste im Auszugh genomen und uber Ihnen oich zum theill Capiteinen und Officiren gestalt. Dit alles is gebeurd onder groot gevaar voor zijn huisgezin en de woning in kasteel Heijen. Zijn traktement hoopt hij dat daarop aangepast wordt.
Ordn. 1 Opname. 0191
Rombergsch. Archiv [Depositum], subbestanddeel Herrlichkeit Heyen, Akten, Karton 24
Akten V. Nr. 13
Ordn. 1 Opnamenr. 0192-0195
14 juli 1648 Ordonnantie schutterij St. Dionysius te Heijen.
Noot: Deze regeling heb ik (Rien van den Brand), tezamen met pastoor Theo Driessen gepubliceerd. Zie: Th.W.J. Driessen & M.P.J. van den Brand “Een reglement voor het St. Dionysius-gilde te Heyen” in ‘De Maasgouw’ 1971, kolom 123-128.
Ordn. 1 Opnamenr. 0196-0200
2 december 1717 Verslag van een bespreking te Heijen van de plaatselijke gildebruderschaft over de aanstelling van een kapitein en luitenant en vervolgens mit der compagnie aufzuziehen, zonder daarvoor permissie te vragen aan de Heer van Heijen. Bij de ondervraging zijn betrokken: Lambertus Groenewald, Jellis Kuper en Derck Ebben. Er wordt beweerd dat daarvoor eerst om toestemming van de Heer verzocht moet worden. Er wordt een ton bier voor verwed, dat de Heer van Heijen daarin geen inspraak heeft.
Ordn. 1 Opname. 0201
Rombergsch. Archiv [Depositum], subbestanddeel Herrlichkeit Heyen, Akten, Karton 24
Akten V. Nr. 12 B
Ordn. 1 Opnamenr. 0202-0205
1546 Registrum Pastoratus in Heijen – Copia der pastorijen Renten tot Heijen aengetekent van Heer Alardt Michiels van der Horst,den welcken in ’t jaer 1546 op Nativitatie S. Joannis Baptisten avondt als Pastoor tot Heijen sijnen intreed heeft gedaen, gepraesenriert van den Heer tot Afferden, Derick vander Lip genandt Hoen, etc. met detailgegevens over zijn oude, novale en smaltienden, zijn bouw- en weilandstukken, inkomsten aan gerst, kapoenen (=gesneden hanen), spek, bier, een vette hamel, het houden van een beer voir die vercken. De pastoor moet jaarlijks een tiendmaaltijd in Heijen geven.
Ordn. 1 Opname. 0206
6 September 1645 Kopie van een Latijnse brief van Gisbertus Johannes de Vittinghoff condictie (genannt) Schell, heer in Heijen, in verband met de vicarie van Sint Nicolaas in de parochiekerk van Heijen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0207-0209
26 september 1645 Vermelding van Henricus Onna, tijdelijk vicaris van het St. Nicolai-altaar in de kerk van Heijen, als Schulmeister voor de jeugd, met aangifte van een jaarlijks inkomen tot zijn onderhoud.
Ordn. 1 Opnamenr. 0210-0212
5 september 1645 Patent wegen der frühpredig zu Heijen de Anno 1645 den 5e September, vastgelegd in een officiële brief van Gisbert Johan von Vittinghoff genannt Schell, heer zu Heijden aan de pastoor van Heijen. Deze zal weer horen te gaan zorgen voor een ordentliche Sontags frühepredig ter ere God en tot heil van de gemeinte seelen heijl und seeligkeit. Door de voortdurende zware oorlogen (80 jarige oorlog tot 1648) was die Zondagse preek vaak niet mogelijk geweest. De daartoe bekwame en tegenwoordige Heijense pastoor Henricus Emricus Kriffs heeft hier voor te zorgen. Als tegenprestatie zal deze van het kasteel Heijen (vanwege de collatie door de heer van Heijen) jaarlijks daarvoor 42 gulden Kleefs ontvangen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0213-0216
24 juni 1647 EN 2 juni 1648 Brief vanwege het vacant worden van de bezetting met een pastoor in Heijen. Daar de collatie voor de Heijense pastoor steeds in Afferden berust, is Jan van Gelre, als tijdelijk Heer van Blienbeck benaderd. Buiten de benoeming van een nieuwe pastoor is ook de door de oorlog erg bouwvallig geworden pastorie of weym van Heijen onderwerp van grote aandacht, waarbij gerekend wordt op de aanvoer van bouwmaterialen van de parochianen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0217-0220
1658 – 1664 Extract uit de aantekeningen voor de tijd dat Aert ten Haeff Custer tot Heijen is geweest e. De 4-pagina’s tellende lijst bevat de inkomsten van de Heijense met naam genoemde inwoners aan de koster. Het geeft de jaarlijkse ontvangsten weer in verkregen ponden brood rond de Kerst- en Paastijd als vergoeding voor zijn werk.
Ordn. 1 Opnamenr. 0221-0226
1666 – 1667 met eindnotitie van 31 juli 1674 Gespecificeerd kostenoverzicht van t geene ick Alardt Peters ten tijde als ick kerckmeister geweest ben in de jaren 1666 en 1667 aen de kercke tot Heijen met Perdt en karr verdient, die Arbeiders in kost ende dranck verpleegt en voor en na voorgeschoten heb.
Zo worden ook vrachtkosten genoemd voor via de Maas aangevoerde kalk en 2.000 leien, verder leem en 12 karren zand om het priesterkoor te hogen en van een vloer te voorzien, Gennepse timmerlieden werkzaam aan de Heijense kerk en toren o.m. met schragen, kettingen, touwrepen, metselen. Reisgeld wordt uitgegeven voor de bankdelen vant hoege altaer worden in Boxmeer gehaald en het veergeld wordt betaald, en 100 aan de arbeiders uitgedeelde kannen bier, enzovoorts.
Ordn. 1 Opnamenr. 0227-0233
1666 – 1667 Gespecificeerde kosten of Rechenungh Alardten Peters cum Adjuncto Henrich Hanssen als kirchmeisteren der Jahren 1666 undt 1667. Als jaarlijkse kerkinkomsten, tegen Martini te ontvangen (11 november), worden vermeld: geldrenten, gerst, rogge, erfpachten, verpacht wei- en bouwland,
Uitgaven zijn aan olie, ruebzaad, wijn, het kerkuurwerk, kerkelijke ornamenten, e.d.
Ordn. 1 Opnamenr. 0234-0237
1667 – 1669 3-Jarige pacht- en conditiebrief van den kerckenweykamp genaemt den kalckhof ende het kercken drijsken liggende neven den Papenpas onder Heijen, tot gebruik van weiden en hooien, met noch het Kercken Bouwlant. Bij de pachtverlening moeten adequate borgen worden gesteld. De pachter moet elk jaar drie willigen poten ten behoeve van de kerk of een betaling aan de verpachter doen. Bij de verpachting is ook de koster Jacobus Custer aanwezig.
Ordn. 1 Opname. 0238
1694 Inkomstenpagina van renthen der custerie in Heyen. Op bepaalde Heijense families rust een plicht, vanwege het verstrekken van een soort hypotheek op hun huis of als pachtsom voor land of vanwege een gefundeerd jaargetijde voor een overledene, van het jaarlijks leveren aan de koster van b.v. een halve malder gerst, 2 vatten rogge, een aantal broden, e.d.
Ordn. 1 Opname. 0239
28 sept. 1720 Kwitantie getekend te Heijen door de vicarius (dienstdoende pastoor) Johannis Verhorst van de vicarie S. Nicolai (zij-altaar van Sint Nicolaas) en officii matutinalis (versperdienst?). Hij is door de vrijheer van Diepenbrouck, heer tot Bolderen (=Bulderen/Westf.) en Heijen, benoemd en de op 24 juni 1720 vervallen inkomsten van 86 Rixdaler Clees geldt zijn hem betaald.
Ordn. 1 Opnamenr. 0240-0243
25 april 1725 Theodoor van Erpers van de gereformeerde gemeente schrijft vanuit Gennep een brief aan vermoedelijk de Heer van Heijen. Het handelt over te Heijen gekochte stenen, waarbij hij meent dat burgemeester Van der Linden te Nijmegen betrokken is. De stenen zijn volgens een aantekening van secretaris Mentrop op basis van gegevens van wijlen hr. Scholtis (schout) voor de burgermeester gekocht en de rekening staat nog onbetaald open. Verdere mededelingen betreffen een ernstig zieke, waarvan de briefschrijver hoopt dat hij opgenomen mag worden in dat eeuwige en heerlicke huijs daerboven in de hemelen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0244-0246
31 december 1735 De onderdanige dienaar en pastor Theodoor van Erpers benadert de Heer van Heijen, die op zijn ander kasteel in Buldern verblijft, in verband met een twist over een verkiezing in het Gennepse raadhuis waarbij de Gennepse kerkenraad betrokken is. De schrijver hoopt dat in het nieuwe iaar voortaan in onderlinge liefde, vreede en eenigheid gewerkt kan gaan worden en dat deze wens aan de Gennepse burgemeester kan worden doorgemeld.
Ordn. 1 Opnamenr. 0247-0248
Gesamtarchiv von Romberg – Akten Nr. 7947 – betreft gegevens over de Heijense vicarie.
1338perkament Latijnse oorkonde van Walram
25 juli 1338 Oorkonde, waarin een bevestiging van Walram vanuit het Keulse bisdom van het stichten van een altaar in de kerk van Heijen door vrouwe Heyll van den Huyfgheweer tot ziels zaligheid van haar zelf en oere alders en wel de vicarie van de H. Maagd en synter Clays in het kerspel Heijen.
Datum anno Domini M CCC tricesimo octavo in die beate Margarete virginis.
Opmerking: Elders bij de oorkonden in het privé archief van de familie Von Romberg bevindt zich nog een soortgelijke originele oorkonde met één zegel over hetzelfde onderwerp.
Ordn. 1 Opnamenr. 0249-0256
Gesamtarchiv von Romberg – Akten Nr. 9423
Ca. 1530 Latijnse breedvoerige akte, waarin vernoemd worden het S. Victorstift te Xanten, waarin vernoemd worden: dominus Florentius van de Laer, clericus Leodiensis dioc. (priester van het Luikse bisdom) als vicaris verbonden aan het St. Nicolaas-altaar in de St. Dionysius-parochiekerk te Heijen en de collatierechten van de heren van Afferden, te weten Johannes Schenck van Nideggen en Theodorus van der Lippe genannt Hoen. In dit verband worden ook de gestorven dominus Henricus Walreick, de vorige vicaris, genoemd verder een pastoor van Afferden, geheten dominus Henricus Schenck, en Johan Spanrebock.
Noot:
Ordn. 1 Opnamenr. 0257-0262
Ca. 1765 Financieel overzicht met een soort bestek van de noodzakelijke reparaties aan het Huis Heijen. Veel timmer-, metselwerk en arbeid aan de leien zijn vereist. Een muur is ingestort, balken, ribben en deuren en vensters geplaatst, zolder hersteld boven het washuis, 4.400 pannen zijn nodig. Dit is vastgesteld door de meesterleidekker Willem Heesen en de meestertimmerman Godefridus Janse.
Aan het ernaast gelegen alt Casteel (met leidak) moeten nieuwe kruisramen in de sael worden ingezet en Closter raemen, dat geldt ook voor de Blau Caemer , in de Stueff (elders Staeff geschreven), in de kamer boven de Cäiker (keuken?), een nieuw kelderdeur en kelderraemkens en kruisramen in den Thorn (toren), de korenzolder
Ordn. 1 Opnamenr. 0263-0265
Ca. 1760 Timmerwerk: Financieel overzicht van kosten aan het Huis Heijen o.a. koren zolder. Opgesteld door de meesterleidekker Willem Heesen en de meestertimmerman Godefridus Janse, zoals een nieuwe schoorsteen, nieuwe pannen, paardenstal, koetshuis, koestallen en schaapskooi.
Ordn. 1 Opnamenr. 0266-0267
Gesamtarchiv von Romberg – Akten Nr. 4328 met gekleurde tekening (18e eeuw?) van plannen tot ombouw van kasteel Heijen tot een Castellum novum Heijen, zoals dat niet tot uitvoering gekomen is.
Ordn. 1 Opname. 0268
Rombergsch. Archiv [Depositum], subbestanddeel Herrlichkeit Heyen, Akten, Karton 30 / 31
Ordn. 1 Opnamenr. 0269-0278
Rombergsch. Archiv [Depositum], subbestanddeel Haus Heyen, Akten VI Nr. 21, Karton 29
1 december 1660 Johan Deusing, schout van de heerlijkheid Heijen, Johan van Langen, Jacob Bouwmans en andere schepenen van Heijen maken bekend, dat voor de schepenbank en in het gericht van Heijen verschenen zijn Henrich Wilhelm van de Hoeve, heer te Hoeve en Peelerick (??) van de keurvorstelijke Brandenburgs, Kleefse en Märkische justitieraad en president tevens drost in de Hetter van het Land van Arssel te Rees en Iselburgh (?) als gevolmachtigde van Vrouwe Agnes Margaretha, geboren van Boenen, weduwe van Vittinghof genant Schel, Vrouw van de heerlijkheid Heijen en Schellenberg te Münster en Padernborn, als moeder en voogd over de minderjarige Gisberts Johan van Vittinghof genant Schell, heer te Heijen en Schellenberg. Daarbij wordt verwezen naar een making van 4 mei 1611 van Alter Knippinck en Elisabeth Spannerbock en grootouders Lambertus van Til en Frans Spanrebock wegens afstand van o.a. heijrathspfenningh. De verdeling van de erfenis houdt diverse financiële regeling in en betrokkenheid van de Kleefse jurist Martine Haesbaerts. De regeling wordt bekrachtigd door het Gerichts Siegel der herlighkeidt Heiden.
Ordn. 1 Opnamenr. 0279-0285
1501 Willem van Asselt, Adrian opten Berge, Henrick en Conradt Hack gebroders, zijnde maghe und vrijnde (in de praktijk naaste familieleden, neven en nichten) en gekozen gescheidtsluijde, scheidsrechters van beide zijden, bewerkstelligen een erfenis- en boedelscheiding met Henrick, Gerart, Aleyden en Katerine Spanrebocks, broder end suister. De erfenis omvat all alsulcken versterff, erve end nagelaten guede ….. herliche guede, lyddgewijns guede, weyde, pesse, buijsche (bossen), huijsinge, huisraeth, haeffstat, kleinod, levendige have …. ruerende end onruerende, dat Henrick Spanrebock, eijn her tot Heijden, en zijn vrouw Lijsbeth sijne echte huisfraw beide zelig gedachten en gestorven, bezeten hebben. Daarvan niets uitgescheiden. Henrick, de oudste zoon, ontvangt de heerlijkheid Heijen. Aleyden blijkt clöster joffer tot Daelheim te zijn en zij ontvangt levenslang jaarlijks een geldbedrag uit de erfenis.
Ordn. 1 Opnamenr. 0286-0288
Ca. 1560 Vanwege grote onenigheid, tweedracht en twist tussen de ambtlieden van Gennep uit naam van de Kleefse hertog en Arndt Spainrebock thoe Heijden over het houtgewas in der Hezen, over de visserij, de vangst van konijnen en de wranden en dergelijke, hebben alle partijen de situatie besproken, afgekalt en zijn tot een overeenkomst gekomen. Het gericht van Heijen zal voortaan (niet meer in Gennep), maar in het neutrale Kalkar in hoger beroep gaan. Aan de Kleefse hertog zal door Spannerbock, als Kleefse halfheer van Heijen, een gevangene overgeleverd worden en wel op de derde dag van de gevangenneming. Deze overdracht moet geschieden an der Hezen tuschen Gennep und Heiden. Belastingen van Heijen moeten voor een helft aan de Kleefse hertog en landvorst worden overgedragen und die ander helfft den van Spanrebock toekomen. Zonder toestemming van de hertog mag de Heijense heer geen heidegrond ontginnen of aan anderen uitgeven of verkopen. De ‘illegaal’ aan de gang zijnde ontginningen van die kaetere (keuterijen) van Peter van Kuijck, Peter die Rademecker en Melis die Wever zullen nog door de vingers gezien worden. Wel zullen zij de jaarlijkse bijenwas aan de kerk van Heijen en de tijnsbetaling in hoenre (kippen) e.d., half aan de Kleefse landsheer en half aan de Heijense heer verschuldigd blijven. De andere afspraken gaan over de inkomsten van het Sint Nicolaasaltaar in de Heijense parochiekerk, de turflevering uit die Genneper Vennen. De namens de Heijsen heer aangestelde schout zal geen oordeel mogen vellen en als swijgender Schultiss naast de Kleefse rechtsprekende schout zitten. Deze laatste legt de martelingen op de pijnbank op en laat de verdere veroordelingen ook uitvoeren. Boetes en andere inkomsten zullen steeds gedeeld worden tussen de beide heren. Dat geldt ook voor de konijnenvangst der Wranden met garn und fretten en ook met de visvangst in der Maesen tho Heiden zal gedeeld moeten worden tussen de Kleefse ambtman te Gennep en de Heer van Heijen. DE afspraken over de ruzies over den holtgewass der alden und nyen Hezen ontbreken, omdat de rest van het document verloren is.
Ordn. 1 Opnamenr. 0289-0290
21 mei 1677 Vordering van 10 Reichsdaler. Genoemd wordt: Frau up Oberfelt …. zu Buldern. Ondertekend door die getreue dienerine C E Swansbell.
Ordn. 1 Opname. 0291
18 juni 1560 Korte verdragsnotie van Arnt Spannerbock met verwijzing naar een regeling van 20 augustus 1585 van Alther Knippingh, here tot Heijen.
Ordn. 1 Opnamenr. 0292-0298
18 juni 1560 Ik, Arndt Spanrebock te Heijen, getuig dat Willem hertog van Kleef, Gulick en Berge … en here van Ravenstein ……………..
Ordn. 2 Opnamenr. 0299 – 304
17 juni 1560 Twist en onverstand tussen de ambtslieden van Gennep en Arnt Spannerbock van Heijen vanwege de omvang van de heerlijkheid Heijen en haar inwoners m.b.t. het houtgewas, de heide, visserij, konijnenwranden e.d. Voortaan moet volgens de regering in Kleef het gericht van Heijen in Kalkar in hoger beroep, ter appellatie. De regeling is mede ondertekend door Arnt Spaenrebuck, Johan Spanerbock.
Ordn. 2 Opname. 305
6 april 1577 Kopie van een overeenkomst over 200 Rydergulden, getekend door Henrich van Eickel, heer te Heijen en Elisabeth Spanerbock belangende die herlicheit Heijen. De kopie is gemaakt door de Heijense koster Ad Veltum.
Ordn. 2 Opname. 306 25 jan. 1585
Johan van Spannerbock heeft een testament gemaakt met believen van zijn echtgenote Elijsabeth van Delfft. Met ook haar goedvinden vermaakt hij aan seines broeders natuerlicke soen Hnrick tho Heijen eins hondert daler. De akte is o.a ondertekend doot Johannes Heinnen, pastoor in Appeltern, Balthasar Neijkercken genant Nijvenheijm.
Ordn. 2 Opnamenr. 0411-0413 24 ….. 1551
Voor Heijense schepenen waaronder Alardt Bremen en Johan Rutten verschijnt op verzoek van Arnt Spaenrebock, eyn here to Heiden, de heer tho Oyen, Martin Boegell, en Derick van den Colck vanwege een oude vordering en verblijf met paarden in Frankrijk en Lotharingen.
Ordn. 2 Opname. 0414
1552 Voor de Gennepse schepenen, met namen Henrick van den Bungart en Johan van Hoesden, verschijnt op verzoek van Arnt Spanrebock eyn heer tot Heiden, Thonis van der Lynden. Deze verklaart dat hij samen den Rolof van Osswerdt, scholtis van het ambt Gennep myt meer ander manne bij Arnt Spanerbock tot Heiden in huyse Wolter Spanrebock basterd dess heren van Heiden eerder genoemde Bandt (elders Bans genoemd) heeft vastgenomen. Verdere uitspraken gaan over de reikwijdte van het rechtsgebied.
Ordn. 2 Opnamenr. 0415 + 0420 17 juni 1560
Er is duckweils misverstandt undt tweidrachtt tussen de ambtluiden van Gennep en de hertog van Kleef und den van Spannerboick tho Heijden. Om het onrecht te verminderen zijn een en ander affgekaldt en een serie nieuwe afspraken, over het houtgewas, de Hezen, konijnen waranden, de schatting (belastingen), uitgave van gronden ter ontginning, vicarie-inkomsten van het St. Clais altar uit land die Papielier geheten, turfsteken in de Genneper Vennen, het benoemen van een swijgend schout (geen stemrecht hebbend), e.d. gemaakt tot eendracht en gehoorzaamheid. Het is een verdrag tussen de vorst van Kleef en Heijen. Voortaan zal verder het gericht van Heijen voor consultatie en appellatie (=hoger beroep mogelijkheid) naar Calkar moeten gaan
Ordn. 2 Opname. 0421 20 mei 1560
Wij Arndt van Haselt und Johann Michels en de schepenen van Heijen nemen een verklaring op, op verzoek van Arnt Spanrebock, eyn heer tho Heyen, dat Arnt die Hoigh (over de 80 jaar oud) en Johan Hermans, lange tijd in Heijen wonend zeggen dat de familie Die Haen al verschillende generaties in Heijen een huis heeft en dat ongestoord bewoont. Ordn. 2 Opname. 0422 25 januari 1560
Wij, Herman Pelen en Gerit Lauwoertz met de andere schepenen van Heijen, bekennen dat Lenardt van Schelberch ende Derick van Schelberg, gebruder een verklaring afgeven over Jan Wylhemken, die huysfrauw Symon Janssen in Goch, die kranck geworden is en gestorven.
Ordn. 2 Opnamenr. 0423-0425 Februari 1588
Berichtgeving of Kundschaft wegens doodslag. Op genoemde datum wordt een verklaring afgegeven voor Gundert Poylman en Reyner Reynerssen, schepenen van Gennep, en onsserem Scholtiss Otten Ruytter. Hierbij geeft de predicant van Gennep antwoorden op gestelde vragen over een dronken huisman en een vrouw, waarop geschoten, gehouwen of gestoken is. Hierop heeft den huysman einen swerlivhen doetlichen steeck gekregen. Schewyckse soldaten zouden het slachtoffer tussen kasteel Driesberg en Kleef bedreigd hebben.
Ordn. 2 Opnamenr. 0426-0427 24 maart 1588
Een verklaring afgegeven voor Gundert Poylman en Reyner Reynerssen, schepenen van Gennep, en de Gennep schout Otten Ruytter in verband met het verschijnen in de Gennepse schepenbank van Peter die Swardt van den Bwergh en dat op verzoek van Elder Knyppingh thoe Heyen vanwege een verklaring van de Gennepse predikant en verblijf in der Schantzen up Sgrevenwardt …. in dat Losement van Mychel Ogelingh … de preducantz dyner Bernt van Kesseleijck .. die duyvell moet my daer gebracht hebben.
Ordn. 2 Opnamenr. 0428-0432 7 januari 1651
Schutter Herman Janssen legt in een verklaring in diverse punten geschonden weiderechten e.d. vast, geschied in Heijen: – door Jan Henderichs genand Paullirt op Henderichs Derrichs sein wertken – door de scheper van Derrich Robben op het Hoge velt en het driemalig verbod in mei 1650 – door Jan, de scheper van Peter Hacken genandt Jan, auf das Massenouffer ook in mei 1650 – door Peter, de scheper van Henderich Thißen, ook op de Massenauffer – door Paull, de scheper van Derrich Robben – schending van de route van Derric Robben “über langes den Wittenstein und uber das Hogevelt – de vrouw van Wilhem Ritters had illegaal gras gesneden in den Newenkamp – Henderich Derrichs ook genoemd Lodter heeft zijn paard in het roggeveld van Herman Janssen laten lopen – Peter Winnen heeft zich met zijn paard auff den poll auff den Reiswerdt opgehouden – Sander de scheper van Jan Henderichs heeft laten grazen op de Maasoever – Willem Art Jacops ging in de fout in die Kempe – dat deed daar ook Hubbe Costers, die willigen gekapt had ten eigen voordele – genoemde Hubbe en Peter Hacken hadden ’s nachts andermans hout in die Kempe opgeladen en mee naar huis gereden – andere verboden zijn in de kerk afgekondigd geweest – das Lottersfraw heeft gras gestolen em ein andermans paard aus des Schuttershaus gehalt – Jan den Douve heeft hout weggehaald en zich tegen de schutter verzet Ordn. 2 Opnamenr. 0433-0434 27 mei 1651
De Heijense Schutter Hermen Pege (soort opzichter/ politie) legt de volgende overtredingen vast, die der schütter angebracht hatt: overtreding van Derrich Roben die het in beslaggenomen paard weer van de schutter had afgenomen en hem bedreigd; in 1651 heeft Johan van Heden op Pasen in die Kampe schapen gedreven; tegen het verbod in heeft ook Peter Hacken op de Maasoever vee gedreven; item heeft der zwartze This ’s nachts zijn paard in de wei van de schout laten grazen; Willem Art Jacobszn heeft stiekem gras gesneden in den Ossenkamp; Willem Ritters heeft het hekken van de Bey Kamp geopend en er zijn paard laten weiden en tenslotte heeft de scheper van Martin Klabbers zijn schapen op het korenveld laten grazen.
Ordn. 2 Opname. 0435 20 augustus 1657
Bij de belasting of schatting is een contigent voor het ambt Gennep vastgesteld, waarbij ook in detail opgenomen zijn de bedragen voor Ottersumb undt Uffelt, de heerlijkheid Heijen en de gemeenschappelijke geestelijken Die Pastores zu Gennep in der Stadt, Uffelt, Heijen, Ottersumb, die Vicarij Gennep (met St. Anthoni cacareij, Cruicis, Martini); te Uffelt (Salvatoris et B.M. Virginis); te Heijen (St.Nocolai undt Fruhemess zu Heijen) en te Ottersumb met (Milssbeck et Lamberti). Ordn. 2 Opnamenr. 0436-0438 18 oktober 1657
Erffbrieff Petern Driessens. De Heijense schepenen, waaronder Willem Vermaessens en Jan van Lottum, verklaren dat voor hen en unsere Scholtis Joan Deusingh persoonlijk verschenen zijn Hendrick Claessen en Gereardt Lemmens (?) en deze hebben met een in Venray opgemaakte volmacht van 16 oktober 1657 voor zichzelf en voor Peter Bijsterfeldts ende Hendrik Hijpts en hun huisvrouwen een goed overgedragen, dat nagelaten is door Dionijsen van Oirlo zaliger en gelegen is binnen de heerlijkheid van Heijen, en wel aan Peter Driessen en Jenneken van Straalen zijn huisvrouw en hun erfgenamen.
Ordn. 2 Opnamenr. 0439-0441 1657 e.a.
Kostenoverzicht met opgelegde boeten over Jan van Louttem en zijn vrouw en vele anderen over bijvoorbeeld het halen van mergel en met malcanderen gekrekelt, over het weghalen van hooi o.a. op gen Lanckeren, het halen van bier e.d. Ordn. 2 Opname. 0442 November 1662
Vorderingen in Kleefs geld van gerichtswege in Heijen.
Ordn. 2 Opnamenr. 0443-0445
1658 Betalingen aan de beul of scherprichter voor uitgevoerde pijningen in de vorm van bier, vergoeding aan de voerlieden, e.d.
Ordn. 2 Opname. 0446 17e eeuw
Diefstal uit de kerk van Boxmeer (losse pagina)
Ordn. 2 Opnamenr. 0448-0451 13 Juni 1661
Bericht van de gerichtsbode Frantz Fuck, op aanwijzing van Emericus Kriffts, pastoor te Gennep, wegens gevangenname van een dief en militair Jacob Gortsalen, als Spaans soldaat gelegerd te Weert en nu vastgezet in kasteel Boxmeer. De notities komen van de Heijense gerichtsschrijver Poelman. De pas van Jacob, die hij 3 weken geleden van dienst had gekregen, was hij in het Land van Ravensteijn (Oijen) verloren. Daarop was hij ziek geworden en verzorgd bij zijn Cameratt. Hij zou ook een vrouw bezwangerd hebben. Hij had ook diefstal gedaan in Mullem en Sambeek en tin en zilver weggenomen bij de predikant in Beugen, Henricus Stulenius, en verder’s nachts in de kerk van Gennep gestolen.
Ordn. 2 Opnamenr. 0452-0455 17/18 Juni 1661
Articuli inquisitionales of gerechtelijke (incomplete bewaarde) ondervraging van de gevangen ex-soldaat Jacob Gordsalen voor het (Heijens) gericht, opgetekend door E. Poelman, gherichtschreiber zur Heijen. Jacob is ongeveer 26 of 27 jaar oud en heeft korte tijd in Spaanse dienst gediend. Met een paspoort-zettel heeft hij zijn garnizoen mogen verlaten. Hij heeft diverse diefstallen in de regio begaan o.a. te Gennep. Hij hield zich ook bezig met de verkoop van borden en swebelstöck (lucifers) en heeft ongeveer een jaar in Boxmeer en omgeving van Grave en het Land van Cuijk verbleven en wil vervolgens weer naar Weert terugkeren. Zijn kameraad was 14 dagen eerder dan hij gevangen genomen. Hij ontkent o.a. diefstallen in Mullem, Sambeek, in de kerk van Kessel aan de Niers en de pastoor van Sint Anthonis te hebben gedaan. Ordn. 2 Opnamenr. 0456-0466 6 – 13 – 17- – 25 Juni 1661
Op t ‘Sloth Boxmeer worden in hechtenisse vastzittende gevangen kameraden ondervraagd. Jacob Gordsalen wordt buiten boijen en banden (ongeboeid) verhoord. Hij was betrapt en gevangen genomen in Sambeek en door de Vrouwe van Boxmeer, als mede vrouw van Sambeecq, voor de drost geleid. Als soldaat had hij gediend in de compagnie van Capiteijn Vleminck, onderdeel zijnde van het Regiment van de graaf van Issenborgh. Hij had verbleven (al dan niet in gezelschap van een vrouw) en diefstal gepleegd in onder meer St. Anthonis, Beugen, in de Landen van Ravenstein en Kleef en in Heijen. Soms deed hij dat samen met een zekere Jacob Sterckman uit de Meierij van Den Bosch. Hij had voor de verkoop van het gestolen (vaak verstopte) goed samen gewerkt met een schoenlapper. Ordn. 2 Opname. 0467 Gesamtarchiv vom Romberg – Haus Heyen – Karton / Akten Nr. 6
Ordn. 2 Opnamenr. 0468-0469
Genneperhuis, februari en 3 maart 1728 Schrijven om een extract aan de Rentmeester Leurs over een op 18 juni 1560 gesloten vergelijk en verdrag tussen de hertog van Kleef en Spannerbock van Heijen vanwege de heerlijkheid Heijen i.v.m. belastingen, tienden en diensten.
Ordn. 2 Opname. 0470
1731 Gemeten landstukken im Kirspel Ottersom, ambts Gennep in aantal morgen en Hollandse roede o.m. Tillenkempken, Diepenbroicks lange kamp, zum Hövelschen Hoff gehorende stukken, in Heijensche Lucht en Pillenkamp nabij Genneperhaus.
Ordn. 2 Opnamenr. 0471-0472B
1732 Verzoekschrift van de Vrijheer von Diepenbroick te Buldern, als Jurisdictions Einhaberen der im Herzogthums Cleve gelegen Herrlichkeit Heijen wegens het afgraven de van Heijense heide, als bepaald in 1653, 1654 en laatstelijk in 1719.
Ordn. 2 Opname. 0473 12 febr.
1738 Fragment van een tijnsbrief over gesambte Heijensche heijdenschläger, afkomstig van de Kriegs- en Domainen Cammer te Kleef.
Ordn. 2 Opnamenr. 0477-0480
Augustus 1746 Pachtcondities van Johan Herman Freiherr von Diepenbroick, Heer zu Buldern und Heijen, Vrouwe E.J.W. v. Diepenbroick geboren Voigt von Elspe, Frau zu Buldern und Heijen voor Pachter Derck van Wijllijck und Helena Reiniers van baw landereijen, das adelige Haus met alle toebehoor, alle gerechtigheden van het Huis Heijen en die Büsche die Heese genannt.
Ordn. 2 Opnamenr. 0481-0484
7 september 1744 Voor Richter Gerhardt Leurs en de Heijense schepenen Peter Boumans, Jan Peters verschijnen Mr. Matheus Schmitz en zijn vrouw Catharina Velmans, die afstand doen van een groot geldbedrag en ruim 2 morgen bouwland en ander land nabij het Hoogveld, bei der Heese, beijm Boxmeersche Fehr grenzend aan land tho Conventualen zu Gaesdonck, die Kleine Heese, etcetera.
Ordn. 2 Opname. 0485
Ca. 1625 Lijst om te weten wat de kempe unde landereij, behorende tot de vicarie van Heijen, jaarlijks opbrengen en die gelegen zijn neben dem Wittensteijn … der kleijne Witte Steijn genandt, verder een stuk land den halbe Niggekamp met een groote van 2 margen, land an dem Merpass, auf die Lacker, een weiland die Papenlir. Ordn. 2 Opnamenr. 0486 – 0498 Rond 1626
Lijsten van opgemeten Heijense landerijen, weilanden met opbrengsten in koren, soms met bewoners of pachtersnaam. Veel toponiemen
Ordn. 2 Opname. 0499
Om 1626 Wat aan onroerend goed allemaal behoort tot den hoff tho Heijden, in gebruik van Johan Lijnsse zoals Lanckeren, die Sleij, Middelpaiss, Kranefelt, Hoichfelt, op den Raijacker, op die Laick, Mastenhuick, Paipelyr en Maissoifer.
Ordn. 2 Opnamenr. 0500 – 0502
Circa 1625 Pahling des Heijenschen Hoiffs betreffende pachtgoed in de vorm van korenleveranties gehorende tot den hoieff tho Heijen, gepacht door Peitter Ebben en Juidt Ebben, gelegen o.m. in het Nijefeldt, in die Rodedell, ahn die Laicker, nach die Heigge nha die Papeleir, den Meirpass, in den Smallert. Ordn. 2 Opnamenr. 0503 – 0506 Rond Pasen 1531 In deze buyttynge (ruil- en delingsbescheiden) staan met naam genoemde landstukken in en rond Heijen ten tijde van joffer Spaenrebock ind Lieffart van Wylick.
Ordn. 2 Opnamenr. 0507 – 0510
Rond 1646 Opsomming van verboden, die in de kerk afgekondigd zijn i.v.m. de veedrift van schapen en ander vee in de velden van Heijen, het inkorten van heggen en wilgen e.d..
Ordn. 2 Opnamenr. 0511 – 0516
Rond 1600 Verzeichnisse van de Heijense gemene gronden en de reikwijdte van het weidtreicht van de stad Gennep nabij Heijen in de tijd van Alter Knippinck. Gedetailleerde aantekening.
Ordn. 2 Opname. 0517
Rond 1580 ??? Ongedateerd verzoekschrift aan een niet met naam genoemde Vrouwe van Heijen van Peter Perfaes, veerman op de Maase. Voor zijn brouwwerkzaamheden heeft hij heide en stro nodig als brandmateriaal, dat onvoldoende in Boxmeer te verkrijgen is en hij verzoekt brouwheyde ende strouw heyde te moegen mayen op Heijens grondgebied.
Ordn. 2 Opnamenr. 0518 – 0520
1436 Extract uijt het Legerboeck der huijs Blijenbeeck met een Beleijdinge of getuigeverklaring over de limieten Afferden-Heijen, dus de grenzen beneden Heijener velt tot midden in ghen Maess … totten Hengelboem … noordwaarts beneven den Hoigenbergh in der Heijden all tot twee kleijne bergen toe, de een horend bij Afferden en de ander tot Afferden, enz.
Ordn. 2 Opnamenr. 0521 – 0522
Verwijzing naar Gesamtarchiv von Romberg, Haus Heyen – Akten nr. karton 18.
Ordn. 2 Opnamenr. 0523 – 0524
15 april 1643 Duitstalige akte. Bevestiging van de Heijense vrouwe Agnes Margaritha van Boenen, dat zij haar dienaar Ebert Stickers al haar goederen in de heerlijkheid Heijen, met uitzondering van de weilanden den grossen Wittenstein en Bogische wertt (Beugense weide), per 1643 verpachten zal voor de som van 326 Reichstaler en enige korenpacht, zoals zij deze goederen verkregen heeft via haar schoonvader Alter Knippingh, heer te Heijden. Stickers zorgt voor een onderpand.
Ordn. 2 Opnamenr. 0525 – 0526
Kopie van mei 1645. In september 1625 heeft Galandt Knippinck, weduwe van tot Beunen/Boenen, Ebbe Stijcker tot rentmeester in Heijen aangenomen. Zo zal deze er alle pachten in ontvangst nemen, op het holtgewas acht neemen, op alle kribben op de Maes toezien, hij zal het surplus koren tegen de hoogst haalbare prijs verkopen. Ook draagt hij zorg voor de visserij in de Maas.
Ordn. 2 Opnamenr. 0527 – 0550
1646. Register van ontvangst en uitgaven van Heijen uit 1646 van gesmeden, gemaakte sloten voor de schurdör (schuurdeur), vensters op de portcamer, ontvangen korenleveranties (rogge/tarwe/spurrie, boekweit/haver/gerst e.d.) en pachten, betalingen in geld, gekochte pistolen en ein par musquetens, verkochte schapen. De armen van Hassum worden vernoemd. Gekochte goederen in Nijmegen o.m. einen nachts tabert, side en andere stoffen, dekbedden, tellers of borden, Franse wijn. In Kleef werd mostard en papier gekocht, een zwarte en grijze koe, gordijnen, rozijnen, rijst, etc. In de rekening is verder sprake van spek, schapenvlees, keukengereedschap, broodkorvern, wasborstels, gekochte kalk, teergeld, tonnen bier, tuback, anijsduiker, e.d.
Ordn. 2 Opnamenr. 0551 – 0552
Verwijzing naar Gesamtarchiv von Romberg, Haus Heyen – Akten nr. 5, Herrlichkeity Heyen V, 2 Band 2.
Ordn. 2 Opnamenr. 0553 – 0556
11 december 1692. Pachtcondities en -contract met de duur van zes jaar voor richter Johan von Bergsum namens de Gerichtsfraulein dieser herligkeit Heijen. Het betreft een door de Vrouwe then Ham verkochte boerderij met landerijen onder Heijen.
Ordn. 2 Opnamenr. 0557 – 0561
18 maart 1693 Reinier Reiniers heeft gepacht van Vrijfräwlein Berthina Elisabeth van Vittinghoff genand Schell, Gerichtsfräwlein der Heerlicheit Heijen haer Adeliches Huijs Heijen, mitsgaeders daerbij gehoorigen gaerden, Boggaert, Vischerijen in het Mehr op de Maese, Duivenvlucht, Jagtgrechtigheit, Fehrvrijheit op de Maese ahn Peter Perfaes Vehr, als ookck Weij- en hoijlanderijen ad ongefehrlick hondert en tachtentig kleine mergen, en bawlanderijen ad ongefehrlick honderd mergen, alles schattingvrij, uijt genohmen vier mergen bawlandt to schatting tot Heijen. Item den Lochtsen Hoff, so van twaelff mergen in het Amt Gennep schatting geeven moet en met de jaarlijkse erfpachtsommen als seventijn malder drij schepel roggen, seven en daertig malder twee schepel en een half garsten, en tijn malder een schepel hafer. Item de tijnsen ad 35 kapuinen, 58 hoender, 3 Hornse gulden. Verder daarbij de helft van de jaarlijkse nieuw erftijns te Heijen, de Vehedrifft met haere gerechtigheit en de diensten van de Heijense inwoners. Naast de pachtcondities worden als verplichtingen aan korenafdracht van het Huis Heijen genoemd aan de rentmeisterij tot Gennep, het Clooster Marrienbohm, ahn de tijdelicken pastor tot Heijen en aan de Schollmeister tot Heijen. De pachter zal tijdig willigen en peppelen poten en kappen. Er wordt onderpand gesteld.
Ordn. 2 Opnamenr. 0563 – 0570
6 december 1664 Verhoor / ondervraging onder eed van Jan Reijnen, Peter Pouwels de Vinck, Altueer Gieskens, Peter Winock, Joncker Teodosius Walhorn de Deckher, Geurt ten Nyttis over jachtaangelegenheden in en om Heijen.
Ordn. 2 Opnamenr. 0571 – 0574
6 december 1664 Interrogatoria of verhoor door de schout en schepenen van Boxmeer van Willemken Loijen, 62 of 73 jaar oud, eerder gehuwd geweest met Sijbert ten Nijttis en nadien in 1638 met Eb Stijckers uit Grave, de rentmeester van de heerlijkheid Heijen en daar enige tijd op het kasteel Heijen woonachtig geweest. De vragen gaan over de jacht en of de graaf van den Bergh of zijn dienaren jacht hebben uitgeoefend met roers en jaght honden in Heijen, daar wild hebben gevangen of geschoten. Het onderzoek betreft ook of de graven van den Bergh en/of bedienden menigmaal van het wiltbraet hebben gegeten ende gedroncken opt Huys Heyden.
Ordn. 2 Opnamenr. 0575 – 0577
1 – 2 april 1681 De Heijense schout Johan Deusingh en de schepenen met naburen van Heijen willen voor alle inwoners het gemeynts Maas oeveren onder bepaalde condities te pacht stellen zoals voorheen verpacht is geweest met vier bloocken offte parceelen. Het pachten in gangbaar Kleefs geld zal via opslag of hoogen plaatsvinden onder borgstelling van onderpand. De schapen, koyen ofte perden moeten binnen hun blok blijven grazen. Het eerste blok is gelegen naest de Mergelstraet, den tweeden bloock offte Cuijl geheten, enz.
Ordn. 2 Opname. 0578
4 october 1681 Vanuit het kasteel Hamm wordt door Getruit Elisabeth van Nijvenheim geboren van Eickel goedgekeurd, eigenhandig ondertekend en met haar zegel bekrachtigd dat zij niet voor het gericht tot Heijen komen kan, maar bij deze autoriseert dat 400 Rijxdallders opgenomen kan worden en daarbij tot onderpand stelt onsen onder het gericht Heijen gelegenen Hoeij ofte weijkamp, den Kooeikamp en Honshorst genaemt.
Ordn. 2 Opnamenr. 0579 – 0580
11 september 1687 Antwoord van de stad (burgemeester, schepenen en raad) Gennep aan de jegermeister op een brief van Adam den Waldtknecht. Toen de burgerschafft auff der Jagt nachen Heijen gezogen was, heeft niemandt von der Magistrat einen waldtdienar vernohmen. Nu wordt een kopie van de jachtrechten aldaar van de Kleefse keurvorst toegevoegd met daarin nova gratia zu den Heijenschen Jagt mit der Gerichtsfrewlin zu Heijen in Gemeinschafft zu sein haben gutgefunden dien jagt einmahl zu sammenerhandt zu beziehen. De stad Gennep zou mede gerechtigd zijn daar te jagen.
Ordn. 2 Opnamenr. 0581 – 0584
5 – 9 september 1698 Verkoop met gedane afkondiging in de kerk van Gennep om het hoogste bod voor een hooi- en weiland tussen Gennep en het Genneperhuis gelegen en geheten Mekerens weijde aan de Niers, vrijkomend uit een erfenis. Op dit goed rust geen schatting- of belastingplicht aan de Kleefse vorst. De lopende verpachting moet worden gerespecteerd. Betaling met Kleefse rijksdaalders. Participanten: Carl Ludwig Peil en Gerhard Peil.
Ordn. 2 Opnamenr. 0585 – 0586
13 mei 1699 Kwitantie namens de Gennepse burgermeester, nomine magistratus Gennepesis Const. de Mentrop wegens een betaling van 50 rijksdaalder door de weduwe Margaretha Beatrix von Eickel aan de Kleefse Cammer Christiaan Brandt vanwege de aan de stad Gennep verschuldigde tiende, rustend op Peilen weijde vulgo Mekerens weide.
Ordn. 2 Opnamenr. 0587 – 0595
8 + 9 + 12 augustus 1699 Opmeting van landerijen ( in Cuckse mate) zum Hause Heijen gehörig van de heer van Buldern en Heijen, geheten Diepenbroick, door de Boxmeerse gezworen landmeter Haret Thomas/Thomessen, zoals hem aangewezen, ter grootte van insgesambt 183 morgen, 104 roeden en 3 voet liggend op Kercke Camp, de Hoye Camp, het Heylandt, het Hogh Velt, den Loochthe hoef, Roodel of Roeydel, raeyacker, het weertstuck, den Maeshoeck, den Dryes weerde, de Lack, Papegadt, de Meer, aen den Cuijel op de Lack, op de Aerts Berge, de Geer, het achterse veelt,
Ordn. 2 Opnamenr. 0596 – 0600
12 mei 1717 Voor scholtis E.H. Bammelroij en de schepenen Hendrijck Aerts en Willem Wijenborg van Afferden / Lb. wordt de 75-jarige Peter Ebben als inwoner van de vrijheerlijkheid Afferden in de Gerichts Camer ondervraaagd ter instantie van de schepenen en regeerders van de heerlijkheid Heijen over de gerechtigheit van hacken en houwen tüsschen Gennep en Heijen. Peter Ebben is in Heijen geboren en woonde er circa 50 jaar, waarvan 18 jaar als schepen. Hij verklaart dat de inwoners van Heijen alleen gerechtigd zijn tussen (de stad) Gennep en Heijen de heij vlaggen ofte stroij heij te hacken en te houwen. De schutters hebben de inwoonders van Gennep hierover verschillende keren geschut (beboet) of gevlucht ende wijcken.
Ordn. 3 Opnamenr. 0601 – 0603
17 october 1718 De heer van Diepenbrouck en zij gemalin Engelina Elisabeth, vrijvrouwe van Diepenbrock, geboren van Vittinghoff genant Schel, heer en vrouwe van Heijen kopen van Rembertus Pasmans en zijn vrouw Christina Tegelaers hun onder Heijen gelegen huijs, hof ende daerbij gehoriges kemken voor de som van 353 rixdaelder Clees gelt, een pistool tot een recognitiew voor Rimbert/Rembert (Rembrosius) Pasmans huijsvrouwe ende eenen rixdaaeler voor den Armen. ‘t Huis met toebehoor, zoals deure,vensters, hecken, peertsback, bedsteede ende anders alles wat nagelvast is. De koopsom in 2 termijnen te betalen in 1718.
Ordn. 3 Opnamenr. 0604 – 0605
17 october 1718 De onderdanen (geërfden en ingezetenen) van Heijen hebben grooten mangel en gebreck an bauland, aldus een brief aan de vrijheer Van Diepenbruch zu Buldern, terwijl er een grote overvloed aan heidegrond is dat ontgonnen kan worden. Het al begonnen in cultuur brengen van gronden door Jacob Tervoorn en Kerst Busmans wordt goedgekeurd.
Ordn. 3 Opnamenr. 0606 – 0607
30 jan. 1719 Document van Freiherr von Diepenbruck zu Buldern over debet van de Rath und Jagd Fiscali Domini Brockhausen in casu pro Herrlichkeit Heijen contra Stadt Gennep, vermoedelijk gemaakte schrijfkosten.
Ordn. 3 Opnamenr. 0608 – 0609
Om 1718 Mandatum van de inwoners van Heijen, die de afgraving of ontginning van heidegrand verlangen. Het verzoekschrift is ondertekend door Hendrick Vermasen, Jan Jacobs, Kerst Bussman als armen meester van dat armenhuysken, Hendericke Hansen, en de individuele handmerken van de volgende families Jacob Wilms, Jan Peters Verhasselt, Jan Gijtmans, Anthon Janssen, Jan den Hardts, Jan Wilms, Jan Arndts en Berndt Theusen.
Ordn. 3 Opnamenr. 0610 – 0611
Gesamtarchiv von Romberg, Haus Heyen, Akten, Nr. 10 Herrlichkeit Heyen V,9 Band 2
Ordn. 3 Opnamenr. 0612 – 0613
5 september / 18 october 1736 Brief van de onderdanigen dienaer F. P. Nabben, prior in Gaesdonck aan de heer van Heijen. Het klooster blijkt jaarlijks op Martini (11 november) een hoen en een thins groot, herkomende van den ingetrocken Hamsen Hoff tott Heijen tot 1735 betaald te hebben. Over de hoogte hiervan heeft het klooster, zonder resultaat, vaak gesproken met hr. Reiniers, pachter van de Heijense goederen. Het klooster betaalt namelijk ook al aan Huis Heijen jaarlijks 1 malder garst 1,5 spint rogh en 2 hoenre.
Ordn. 3 Opnamenr. 0614 – 0615
11 december 1736 Antwoord vanuit Buldern aan de prior van de Gaesdonck met compensatie aangaande bovenstaande aangelegenheid.
Ordn. 3 Opnamenr. 0616 – 0617
Gesamtarchiv von Romberg, Haus Heyen, Akten, Nr. 9 Herrlichkeit Heyen V,9 Band 1
Ordn. 3 Opnamenr. 0618
Driesberg, 15 maart 1719 Accoord over een te bouwen steenoven, aangegaan tussen de vrijheer van Driesberg, Kessel en Mook met meester Peeter Lusie, die woonachtig is in de stad Kleef. De capaciteit zal ongeveer 100.000 steen zijn. De tieglar zal zelf voor het leem zorg en er voor oppassen dat er geen sandt tussen de leem word gearbeijt. Op halven Aprill desen jahrs 1719 sall den arbeijt aengevangen worden. De kwaliteit zal drie gebrande tegen eehne bleecke moeten bedragen en deze sullen in de haegen getelt worden en als den steenoven gar is, sall denselve door onpartidige maetzlers gevisitiert worden. Voor ieder duizend steen zal meester Peeter Lusie vief gulden tien stuver Clefhs geteld worden. Hiervan zullen ook de koolen, door de schipper geleverd, betaald worden .
Ordn. 3 Opnamenr. 0619
Gennep, 18 juli 1733 Afkondiging, uitgevaardigd en ondertekend door Gerh. Leurs, aan alle schapenhouders dat het niemand is toegestaan schapen de drijven of te laten weiden op de velden, zolang daar de tienden van het koren nog niet zijn opgehaald. Ook moeten de gasten en gerffen niet door elkaar of heen en weer of het onderste boven setten, maar netjes op reijen gezet worden, zodat deze naar behoren vertheijnt kunnen worden op straffe van twee goudgulden.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0620-0647
Cleve, 10 juli 1734 Brief aan de landsheer, de Pruisische koning van de General Ober Finantz Kriegs- und Domainen-Directorio ingevolge een schrijven van de Kriegs- und Domainen-Cammer van 2 november 1733 aan de Freiherr von Diepenbroick zu Buldern over het afgraven en in cultuur brengen van enige gronden van der Heijensche heijden, waarom inwoners verzocht hebben. De rentmeester Leurs te Goch en Gennep wordt hiermede bevolen enige heideland van de domeingronden (van Brandenburg/Pruisen) in Heijen voor dit doel uit te geven en de uitgifte en verpachtingen goed te administreren. Er is sprake van 76 Hollandse morgen waaruit jaarlijks 113 malder en een half spint rogge als tijnsvergoeding betaald moeten worden en de novaaltiende daarvan komen aan genoemde Cammer en de jaarlijkse verplichtingen aan de heer van Heijen en de Heijense leenheer, de grafen Van den Bergh, als heren van Boxmeer . Ordn. 3 Opnamenr. 0648 Rombergsch. Archiv (Dep), Herrlichkeit Heyen, Akten V, Nr. 8 Ordn. 3 Opnamenrs.
0649-0650
Wezel, 22 december 1649 Brief aan Johan Gijsbert von Vittinghoff genandt Schele, here zu Heijen, over een accoord dat destijd in 1560 te Kleef gesloten is over de hoeveelheid hand- en spandiensten, die de Heijense inwoners aan hun lokale heer verschuldigd zijn, en wel ieder jaarlijks zes dagen met hand- of paarddiensten.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0651-0652
Wezel, 24 november 1649 + Schelenberg, 3 december 1649 Brief van Gisbert Johan vom Vitinghoff gnandt Schell zum Schelenberg, Ripshorst (?) und Heijen, Erb- und Gerichtsherr aan Friderich Wilhelm, de keurvorst van Brandenburg in Kleef inzake de weigerachtigheid van het nakomen door die van Heijen, van hun hand- en spandiensten voor de heer en het kasteel van Heijen, zoals dat eeuwen lang gebeurde.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0653-0654
Circa 1649 Aan Friderich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg in Kleef over een klacht tegen de heer van Heijen over einheijmische- en ausheijmisch diensten. Berichten daarover komen van het gericht te Heijen, van de schepenen van Gennep en van de schout Johan Deusingh. Om de inwoners te dwingen heeft de heer van Heijen een vette koe uit een weiland in beslag en pandschap genomen, waartegen Ditterich Robben hierbij in verweer gaat.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0655-0656
11 september 1677 Gerechtelijke brief aan Const. de Mentrop, afkomstig van Johan Deusing, Richter der Herligkeit und Gerichtsbanck Heijen over den Heijenschen diensten. Berthina Elisabeth von Vittinghoff gnt. Schell, Gerichtsfrawlein verschijnt voor de Heijense schepenbank i.v.m. oudere afspraken over de herendiensten uit 1650.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0657-0658
1401 Copia uut den leenboeck, teruggaande op de leenverheffing van 1401 door Henrick Spaenrebock aan Jan, heer tot Boxmer en Spalbeeck met die heerlickheit van Heijden.
1497 Margriet, Vrow tot Boxmer ende tot Haeps,beleent Henrick Spaenreboeck, Hendrikszoon, met die herlickheijdt van Heijden, etc.
1526 Via Casper van Steijn, drost en stadhouder van de lenen tot den huyse und herlickheit van Boxmer uit naam van jonker Philips graaf van Vernenborgh en Nuwenaer, heer tot Saffenborch en tot Boxmer wordt Henrick Spaenerboeck die Jonge beleend met de heerlijkheid Heijen.
23 febr. 1540 De Boxmeerse stadhouder Everhart van Haeren beleent kort na het overlijden van Henrick Spaenreboeck zijn broeder Arnt met de heerlijkheid Heijen. 22 april 1542 Daadwerkelijke belening, als onder 1540 vermeld.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0659-0661
Gesamtarchiv von Romberg (Dep), Haus Heyen, Nr. 4 + von Rombergsches Archiv, Herrlichkeit Heyen – Akten V, Nr. 2, Band 1
Ordn. 3 Opnamenrs. 0662-0663
4 april 1551 Ein kundschoip van wege der Jagt, van Evert Ducker. De schepenen van de stad Gennep, met name Henrick van den Bongart en Thonis van de Lynden, getuigen op verzoek van Arnt van Spanrebuyck, eyn heer tot Heien, dat Evert Duycker van Nijmegen voor de schepenbank gedaagd is. Dit is gebeurd vanwege zijn kennis over de overleden vader Henrick Spanrebuck inzake de Jaichten in der heerlickheit van Heiden met honden wynden end garn. Hij verklaart met de vader van Arnt in Heijen op deze wijze gejacht te hebben.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0664-0665
4 febr. 1559 Verkoopakte aan deels Arndt Spanrebock, heer tho Heyen en deels Johan Lesier van de bouwhoeve opgen Loicht met bijbehorend bouw-, wei- en hooiland met getymmer in den gericht Gennep und Heyen gelegen. Uitgezonderd dat boulandt aen Muxkens Bergh en Jaspers Camp. Ider mergen te meten op anderhalfft hundert roeyen, die royen sestien voit. Als getuige voor A. Spanrebock treedt de Heijense pastoor op Alard Michels.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0666-0667
29 juni 1563 De schepenen van Heijen en Afferden geven een verklaring uit in verband met in beslag genomen schapen, die bij het grazen de heerlijkheidsgrens van Heijen overschreden hadden. De heer van Blienbeck/Afferden was ter plaatse geweest bij den heyngel boum en op de scheidingsheuvels en richting Hommersum genoempt de brugvort.
Ordn. 3 Opnamenr. 0668-0669
18 april 156??? Arnt van Hasselt en Geryt Lauwerth en de gemene schepenen van Heijen verklaren, dat op verzoek van Arnt Spanrebock, eyn heer to Heyden, Johan Hermans in de schepenbank verschenen is. Deze getuigt voor ongeveer 50 jaar terug bij den Greeff gekomen te zijn, al waar hij gerechtelijk ondervraagd is of de Gennepse rentmeester problemen heeft ondervonden myt houwen of eykelen en op die alde Heess. Ook toen Christoffel van Wylich met het ambt Gennep beleend was, is onderzoek daarna gedaan o.a. over vercken up die eykelen te doen dryven. Johan kan zich niet herinneren, dat daar problemen met boeten over geweest zijn myt houwen, brant, tymmer holt und eykelen.
Ordn. 3 Opnamenr. 0670-0671
Heijen 30 juni 1563 Kopie verdrag over de grenzen tussen Heijen en Afferden. De schepenen van Afferden zijn naar Heijen gekomen. Ook is op bevel van de Kleefse hertog de schout van Gennep verschenen op de strijdige plaatsen, waar de pälinge platz aangegeven werd, evenals de plek van de Maas-veerovergang, den heijngel bom, de hövelen richting Hommersum.
Ordn. 3 Opnamenr. 0672-0674
21 juni1567 Bericht van Adriaan van den Bijlandt, heer van Well en Bergen, tevens ambtman te Gennep, die op verzoek van de hertog van Kleef, tot actie gekomen is in Heijen wegens den wegh na der Lancker, den wegh ain den Ortsberg, den gemeine Feldtwegh, den Molen wegh, dat plecksken genoimpt die Pessen, den willigen … langs den Meer, die underhaldubgh des sweens (bijenzwermen?) e.d.
Ordn. 3 Opnamenr. 0675
25 mrt.1589 Van een perkament met groene waszegel door de landschrijver overgeschreven het volgende bericht aangaande Jan Verhaegh, Jan Brouwer en de andere schepenen van Boxmeer over de opgeroepen Peter Funck, scholtus der vrij heerlickheyt Boxmeer. De oproep geschiedt in naam van Vrouwe Maria, geboorne gravinne zu Nassau, Catzennelleboge, gravinne zu den Bergh, frij vrouwe zu Boxmeer, Bylant etc. Peter funck heeft Peter Boll van Heijden (ongefaerlyck seventigh jaeren oud) laten arresteren die –bij weigering een boete van 25 goudgulden oploopt– een verklaring moet afleggen of zijn kennis als boortige van Heijen, dat die voorige Heeren van Heijden in den tyt des vredens boven die Beeck tot Heijden gelegen oijt gevischt ofte eenie gereghtigheyt daerboven tho visschen gehadt…. en of Ott Drubbel ende Pouwel Crouwers zaliger die visscherije in der Mase hadden en daar altijd zonder boeten en/of opmerkingen ongestoord gevist hadden boven die beek en of ijmant anders soo van Genp als Heijden buiten Ott en Pouwel naest den Meerschen weerdt gevist hadden. Peter verklaart, dat die greeff van Heyen voor desen gewest, genaempt Arent van Spannerbroock die Visscherije wes aen der Beeck thoe niet bekroent heeft, dus ongestraft heeft gelaten.
Ordn. 3 Opnamenr. 0676 – 0678
1593 + 19 octr. 1647 Huisvestingslijst van inwoners te Heijen, en wel Die Huijsingen, die mij Arnold van Veltum van Ao. 1593, dat mijn vaeder saliger overleeden ende ick tijtelijck onschuldich Custer geweest, gestaen hebben in de Heerlyckheijt Heijen. Er worden bijna 50 families vernoemd in de opsomming van 1593 van Arnold (van) Veltum met de gewijzigde inwoners in 1647 door Adolphe Veltum als tijtelijcken Custer tot Heijen in ‘t 1647, den 19 octobris.
Ordn. 3 Opnamenr. 0679 – 0685
1612 – 1614 Gerechtelijke uitspraak (diverse Latijnse teksten) na twisten en procederen over Genneper Loe, Yshouelsche Land en Alter Knipping, heer te Heijen met verwijzing naar oude rechten uit 1541,
Ordn. 3 Opnamenr. 0686 – 0695
16 december 1614 Vervolg van voorgaande rechtzaak. Juridische stukken.
Ordn. 3 Opnamenr. 0696 – 0700
2 juni1615 Verder vervolg van voorgaande rechtzaak van Genper Lohe. Juridische stukken.
Ordn. 3 Opnamenr. 0701 – 0703
23 juli1616 Schouw of inspectie van de straten en wilgen te Heijen. Er worden diverse onderhoudsovertredingen geconstateerd en boeten zogenaamde bruecken opgelegd. Dit treft onder meer aanwonenden van die Lanckersche strath. De boeten worden aangezegd door Johan van Bax, scholtus des Amptz Gennep und Herlicheit Heijen.
Ordn. 3 Opnamenr. 0704 – 0705
Omstreeks1616 Verpachting bij opbod van grondstukken onder Heijen te weten: – op die Laeck achter die hey aan Gerrit Claessen en borgstelling door Hermen van Cuick- boven die Meer neeven het Kerkelandt – op die Laeck schietende op Nielessen Papelier – den Hesenbosch – den hoeck an den Merpass – een stuck in den Masenhoeck – dat stuck vor den Bugense werdt – den Nijenkamp – den Pol – die Roijdel – 1 stuck an den Mulen wegh.
Ordn. 3 Opnamenr. 0706 – 0712
31 mei 1616 / Zahlung Martini (11/11)1617 In anno 1616 den lesten Meij hebbe ich (heer te Heijen) mijn baulandt angeteickent. Pacht zedell van der landerien, so ahn dem Hause Heyen gehörig, zoals op het hoogveld die Hoeppekamp, den Kerckenkamp, den Royacker, an die Groette Heisse, den Herwers aicker, des pastoers landt, Ridders landt,der Meirpas, den Meirgaeffe, aen Maesoefferen, bei Noetzbergh, Bisenbusch, op die Laeck, den Massenhuek, den Selick, den Neuen kamp, den Poll, die Rode dell.
Ordn. 3 Opnamenr. 0713 – 0724.
October 1617 Die Maritte (?) oder die morgenthallen der baulandt (zum Hause Heyden gehörig) aan Alter Knippinck, heer zu Heijen und drost in der Liemers: te weten: den Hoppenkamp (waar der schaepstall und die Hopp gestaan hebben); dat Nij Erff, in Genniper veldt ende Heijens veldt, daer den Druuiper wech durg gaet, dat Wortelen Landt, die Alte Hoffstatt, op dat Lochte veldt, dat Krum landt, die Roede Dell, den Poll, Ligt, enz. Er worden ongeveer 50 pachters en grondgebruikiers (op naam, elf pagina’s) weergegeven met bijbehorende landstukken (vaak met veldnaam) en opgave van grootte: totaal 107,5 morgen en 22 roeden.
Ordn. 3 Opnamenr. 0725 – 0729.
27 October 1619 Vastlegging voor der Gemeint vann Heyenn met voorkennis van de edele Alterenn Knippinck, ein Herr zu Heyen, Drost zu Zevenaer, Lymerse und Emerich, landtfürstlichen Commissarien van de keurvorst van Brandenburg in Kleef betreffende de verkoopcondities van ettelicher parcelen unnd blocken heylandt op der Luntacker(?) in dalers en goede winterrogge als pacht. Het betreft 14 afgemeten blocken, die onder Heijen ontgonnen zijn of gaan worden. De opbrengst moet onder meer dienen tot behoeff en de onderhalt der scholen van de heerlijkheid Heijen. De afpalingen liggen onder meer tussen Jan Ebben en Tiess denn Bauwman, Herman van Cuik en Jacob Haven, Derick Rutten, Herman van Stay, Arenth Groenen, Peter Dielen, Ebb Stickers, die met een handmerk de regeling bevestigen.
Ordn. 3 Opnamenr. 0730 – 0735.
15 mei 1619 Ondervraging en vastlegging door landschrijver Claessens van een schepenbankverhoor door Peter Claess, Aeb Wijntkens en Jan van Broickum en de gemene schepenen van Beugen in den Overampte van den Lande van Cuijck, competerende aan de prins van Oranje. In de bank zijn moeten verschijnen Willem Zaerts (?) aen gen Mher, inwoner van Beugen en zijn gearresteerde broer Claess Zaerts (?) aen gen Mher, schepen van de hoofdbank van Cuijk en dat op verzoek van Alter Knippinck, heer van Heijden en ambtman in de Liemers. Zij verklaren beiden te Heijen geboren te zijn en daar schapen te hebben gehoed en dat in de tijd, toen Arnt Spannerbock te Heyden bij de belegering van kasteel Boxmeer betrokken was en daarbij om het leven is gekomen. Uit de ondervraging blijkt verder dat er in Heijen een Clein Blaten huisken (melaaatsenhuisje) heeft gestaan, waarin een Zaerntken (?) en daarna Peter Donderbier woonden.
Ordn. 3 Opnamenr. 0736 – 0738.
17 maart 1620 De heer van Heijen, Alter Knippink als verpachter heeft, na voorbereidend werk van Helmich van Schewick tot Driesberg, aan Herman van der Stay en Ebb Stijckers het weiland den Wittensteen voor drie aaneenvolgende jaren verpacht voor 160 daler, jaarlijks tegen 11 november te voldoen. Getuige is Wolter Thuijss, pastoor tot Heijen en Jan van Fernen (?), rentmeester.
Ordn. 3 Opnamenr. 0739 – 0747. 23 augustus 1628 Verpachtingen mit uitbrenneder kerzten van enkele bouwlanderijen van kasteel Heijen door Ebbe Stickers in naam van Ghalandt, weduwe van Boenen, geboren von Knippinck, frow tot Heijden und Oeverfelt tegen een pachtvergoeding met hogen / opslag in rogh oder garst, goedt klaar koepmans goedt, Gennipsche maten aan dat huis Heijen te leveren. De pachter draagt zorg voor adequate borgen en voor armengeld. Het derde deel van de pacht zal aan de pachter blijven en dat gedurende drie jaar, eindigend in 1631, het gepachte veld stoppelbloot te verlaten!
Ordn. 3 Opnamenr. 0748 – 0750.
2 maart 1628 Verpachtinglijst van het kasteel te Heijen, pachters en borgstellingen.
Ordn. 3 Opnamenr. 0751 – 0753.
27 april 1633 Morgentaallijst in de heerlijkheid Heijen. Perceelgrootte met gebruiker.
Ordn. 3 Opnamenr. 0754.
Heijen, Februari 1635 Peter Vermasen en Lambert Sgreven, respectievelijk schepenen en gerichtslieden van Heijen bevestigen dat voor hen Arnt van Castelen ende Jan Bantz met een verklaring verschenen is. Zij hebben gezien, dat toen dat Criessfolck van de Prince van Orannyen en dat leger te Moock, Middelaer ende Ottersum laagh in die Roijdel, dat toen Jan van Langen een stuk land van huize Heijen aangepacht heeft en nog een stuk an den Muelen.
Ordn. 3 Opnamenr. 0755.
Heijen, 13 april 1643 Brief van Agnes Margaretha von Bo(e)nen vanwege de verpachting aan Ludwigh Bender van den grossen Wittenstein voor 120 Reichsthaler en de Böchischen (Beugens) Wertt voor 100 gulden Kleefs.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0756-0759.
19 april 1645 Lijst van de verpachting bij opbod van weilanden onder Heijen, zoals der grosse Schmalert (21,5 morgen), der kleine Schmalert (6,5 morgen), der Hoeck (ongeveer 8 morgen), den Lanckersche werth (5,5 morgen), der grosse Schör (10 morgen), das düstere Cämpges (4,5 morgen), zweij Cämp (o.a. die Loeff 7 morgen), den Bornacker (4 morgen), das schmale Cämpgen (2 morgen), der Elsencampf ( 6 morgen), die Papenlier (14 morgen), der Driess(ca. 3 morgen), der hohe Polacker (4 morgen), der Neude Camp (4 morgen) en das Pölleken (3 morgen).
Ordn. 3 Opnamenrs. 0760-0768.
2 mei1648 Gerechtlijke verpachting met 14 voorwaardelijke condities, zoals de heer van Heijen dat wenst voor de volgende landstukken: Der gross Schmalert, der kleine Schmalert, der Houck, das Treckgras, Lanckerse werth, grosse Hogehoy, das Düsterkämpges, zweij Kämpe auf die Locht, Grosser Wittenstein, Kleiner Wittenstein, die Wierstoel (?), den Bornacker, Elsenkamp, hoge Pollacker, lege Pollacker, Beil, Gijsenbuss, Bögensche werth, Papenlier, Schmale Kämpges, der Kuhkamp, Hünshorst.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0769-0778.
20 augustus 1649 een soortgelijke lijst.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0779-0781.
27 maart 1650 Brief van Dederick Schenk van Nijdeggen, heer van Afferden, Blijenbeek en Grubbenvorst aan de schout van Heijen, Offell (Oeffelt), Moldyck (Mook) ende Kessel (a.d.Niers) over heibel dat in het rechtsgebied van Heijen is ontstaan tussen een burger uit Goch en eenen knecht van de Abdissin tot Nienclooster, die kolen afhaalden (van de Maas), en den Boede off Schutter van Heijen. De gemelde personen zijn er toen met hun karren en paarden vandoor gegaan en zijn gevlucht tot op het grondgebied van mijn (Afferdense) rchtsgebied, alwaar sij hunne perden hebben uijtgespannen ende de karren met de koolen aldaer hebben laten staan. De inwoners van Heijen hebben zich voorts over de lading en karren ontfermd en de karren van het Afferdense gebied naar Heijen genomen. Dat kan de heer van Afferden echter niet tolereren. Deze staat erop dat de karren weer naar de plek, waar ze weggenomen zijn, worden teruggebracht en de daders worden gestraft.
Ordn. 3 Opnamenr. 0782
15 febr. 1654 Verpachting voor weer een tijdsduur van drie jaar van landerijen onder Heijen und schar umb doe helfte zu Haien und zu baw verthan. Zodra dei landreijen stoppelbloot sein, zal in 1657 de nieuw pachtperiode beginnen. Het gaat in totaal om ruim 20 morgen. De verpachting wordt geregeld door Jan Bossen.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0783-0786
1654/1656 /1657 Nadere uitwerking in detail van voorgaande verpachtingsregeling met de pachtbedragen en de namen van de pachters, zoals de scholtis of schout, Jacob Renirs, Jan van Lotten, Jacob Bomans, Rasfelt (=Verrasselt?), Rodert, die Frau v. nuwecloster (=Grevendaal), Peter Hack, Ian Jaspers. De weilanden, die zum Huse Heien horen, worden met namen genoemd. De rentmeester noteert de pachtontvangsten van 1656 en 1657.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0787-0790
Ca. 1560 Op aandringen van de Kleefse regering moet Arnt Spanrebock van Heijen aan de drost van Gennep een aantal kopie-documenten leveren, genomen uit het legerboeck. Te beginnen met een bericht van het huyss thoe Boxsmer myt bewijss besiegelder bryeven dar men clarliche in befyndt voer onss geseten Rychters van beyder heren wegen (namelijk Kleef en Boxmeer) inzake gevangen mysdedigers und wrevellmoedigen….. inzake Schatzcedelen und die schatzbuecken (belasting) van der gantzer halver hoecheijtt van gerycht, schattonge, dyenst gebott und verboth die altijd in de kerk van Heijen van wegen beyder heren verkondigd zijn … myt allen van Heyen, Mer (Boxmeer) und oick van Gennyp, want dar altijtt twee scholtyss, twe gerichtzbaden gewest syn… die (schepen)banck gespannen van beyder wegen, broecken (boetes), alle tytt halff und halff tho stendig gewest. Verder wordt de klokkenslag behandeld (oproep tot militaire bijstand), pijnbankstraffen, de jachtregeling en de visrechten.
Ordn. 3 Opnamenr. 0791 Gesamtarchiv von Romberg (Dep), Haus Heyen, Akten Nr. karton 17
Ordn. 3 Opnamenr. 0792
Rombergsch. Archiv (Dep.), Herrlichkeit Heyen, Akten V, nr. 11 A3 Band 1
Ordn. 3 Opnamenrs. 0793-0794
1640 De Heijense schepenen Lambert Sgreven en Teuss Eebben, ondertekend door Adolphus Veltum, verklaren dat de vrouwe van Heijen enige schapen ongeveer 9 jaar lang bij Ebbe Sticker gehad heeft, ook in de Kroatentijd (1635/1636) , toen in de schaapskooi (de kai) voor het huis Heijen keizerlijke en Spaanse troepen gelegerd lagen en schapen gestolen zijn.
Ordn. 3 Opnamenr. 0795
24 maart 1635 Kopie, waarin staat dat de rentmeester van Heijen, Ebbe Stickers, optreedt voor Arnold Henrich von Nivenehm (Nievenheim) te Driesberg als vormünder (voogd) van de erfgenamen von Boenen zum Oberfelde undt Georgh Bruickhuiss gevolmachigde van de heer te Heijen Diederich von undt zu der Wrenge wegens zijn achtjarige bediening met ontvangsten en uitgaven over de jaren 1627 tot 1634.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0796-0797
1635-1647 Geldvordering vanwege leningen door het cloister tot Venraeij ende Jan van Cuijck aan het kasteel van Heijen met betaalde renten.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0798-0801
17 en 18 januari 1581 In januari heeft Frerick Knip de weilanden (den Barnacker, den Paelacker. Den overste Smaellert, den Middelpass up die Leygraeff, den düisterkamp, den wittensteyn up die Maess) zijnde 22 morgen in de Gennepse maat en het bouwland (een zaell up die Hoege, up die Velu, den Paelacker e.v.), als ook het land up de Mergraff, upt Nervelt, upt Cranne (?) velt gemeten die jonker Geratt van Erpray en Jacop van Krykenbeck verkocht hebben aan den erentfesten und fromen Henrick van Eykell, her tot Heyen. De opgaaf is bedoeld voor de Kleefse landrentmeester.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0802-0803
28 juni 1588 Wegens het sterven van de huisvrouw van Johan Spaenrebueck van Heijen moet, naar onlangs van Peter Bluemkens vernomen, de roggepacht te Vierlinxbeck in den lande van Cuick als lijfsgewingoed weer verkregen worden door zogenoemde handwinning, en wel bij Reinier van Boickholt, rentmeester van de Spaanse koning te Grave.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0804-0807
1 augustus 1589 Alter Knippinck en zijn gemalin Elijsabeth Spaennerbruick, heer unde frouw tot Heijen, leggen vast, dat zij geld ter leen ontvangen te hebben in de vorm van een obligatie, en wel 500 Brabantse guldens van jouffrouw Henrica van Ka(e)tz, elke gulden ter waarde van 20 stuiver en elke stuiver ein unde twintich heller. De jaarlijkse rente hiervoor bedraagt 11 malder roggen en een schepel, komende als onderpand van een landgoed gelegen in den hoeiff ende gude an gen Hoevell, wesende ein leengoed van de hertog van Kleef of indien dat problemen met Diderichen van Eijckell uit een ander aan te wijzen onderpand in de heerlijkheid Heijen. Aflossing van de schuld moet een kwartaal van te voren aangekondigd worden. Als getuige en tot meerdere zekerheid wordt vermeld: jouffrouw Francisca Spannerbock, weduwe van Till, unsser freundliche liebe suster. Ondertekening door Alter Knippinck, her zu Heien, en Elijsabeth Spannerbruck genandt Knippinck, als ook Frans van Spannerbuick, wedwe van Tiel. Spannerbuick, wedwe van Tiel.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0808-0811
1 augustus 1589 Kopie, geschreven met een andere hand, van voorgaande akte. Hieruit blijkt dat deze Pfandtverschreibung wieder eingelöst is op 7 october 1650.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0812-0830
6 januari 1592 Zins Register van Heijen met betalingsgegevens van de inwoners vanwege de huisplaats, moestuin en ander grondgebruik in de vorm van geld, hoenre, varkens, rogge, kapoenen, e.d.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0831-0837
1615 Lijsten met tijnsbetalingsgegevens van Heijense inwoners
Ordn. 3 Opnamenrs. 0838-0840
9 mei 1608 Kommerslach of onenigheid tussen den heer van Blitterswick und dem heer van Heijen, waarna overleg wordt gevoerd, gesproken en uitgaven van verteringen gedaan worden. Er is sprake van gerichts kost meijster Ardt van Beeck, waarbij nog eens een kan wordt gedroncken. Noch den heer van Heijen en Meijster vertert 17 stuiver, doen den heer van Heijen van Blitterswick quaem. Noch den 20 september dem heer van Heijen mit Marten Schenck und Meijster Ardt undt voer ettelicke schepen tho samen vertert vijf gulden. Voorts uitgaven voor de heer van Oeijen ….. voor den scholtis van Grobbevorst (Grubbenvorst) … noch meijster Ardt verteert op den 30e november 8 stuivers doen hij van Sevenheijm (Sevenum) quam en van Geldern e.d..
Ordn. 3 Opnamenrs. 0841-0843
1 december 1625 Herman van den Stay en Jan Booss Linssen schepen en de overige gemene schepenen der heirlicheit Heijen verklaren dat jouffrouw Galant Knippinck, weduwe van wijlen Georg Boenen, vrouwe tot Heijen en Overfeldt, bekent uit handen van de conventualen des Reguliere Cloostere tot Venraij genant Jerusalem de som van 500 gulden Brabants en van de heer Joannes Goch, pastoor tot Aefferden, ook 500 gulden Brabants ontvangen te hebben, waarmee Galant zekere erfpachten en renten in- of afgelost heeft, die haer beminde voeralderen bij groote schade des brants und andere voor eenen gelimpelicken und geringen penningen verhipotizeirt und versat hadden.
Ordn. 3 Opnamenr. 0844
1 december 1625 / 1677 Bovengenoemde obligatie des closters Venraij, genandt Jerusalem ist widere ein gelosset mit 366.5 Rh. Thaler, 10 Stüver. Ao. 1677.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0845-0849
24 februari 1628 Dit is een getuigenverhoor voor de schepenbank van de heerlijkheid Heijen en voor de beide scholtissen van unseren beyde heeren (Kleef/Boxmeer) betreffende de tijnsen uit het Sürmündts gouht (Suermonts goed), dat in 1628 in bezit is van Huis Hamm. Getuigen zijn Jan Boss Linssen (ongeveer 80 jaar oud) en Hermen van de Stay (ongeferlich seventich yaren aldt the syn), unsere mytschepenen. De akte is beschadigd. Er worden elf vragen voorgelegd en beantwoord over voornoemde hof, die ook Wilichen (=Wylick) bouwhoff wordt genoemd.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0850-0871
1628 – 1633 Gedetailleerde rekening van de rentmeester te Heijen: Ebben Stickers vanwege betaalde pencioenen (renten), brieven van Xanten, leien, nagels, bodegeld, teergeld, maakloon, spelden, het maken van sleutels, armen, landmeterkosten, scholmeister-kosten, het zaaien van eikels, klokmakerskosten, was(kaars)kosten, predikantkosten, dorskosten en bier. pannenbakkosten e.d.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0872-0879
1634 Lijsten van gedetailleerde uitgaven, als hierboven vermeld.
Ordn. 3 Opnamenr. 0880
24 maart 1635 Ontvangsten overzicht van Huis Heijen van de jaren 1627-1634
Ordn. 3 Opnamenrs. 0881-0884
11 augustus 1634 Gedetailleerde inventaris, Inventarium d’mobilien, van wat zich op de zaal van het kasteel Heijen bevindt, en wel in de eerste kist, op de rentmeestersslaapkamer in de 2e, 3e en 4e kist, waarin bezegelde brieven, de 5e kist op der grossen Camere, in de 6e kist veel linnengoed, beddelakens e.d., opgemaakt door Georgh Brockhaussen. Ordn. 3 Opnamenr. 0885 Gesamtarchiv von Romberg (Dep), Haus Heyen, Akten Nr. karton 16
Ordn. 3 Opnamenr. 0886
Rombergsch. Archiv (Dep.), Herrlichkeit Heyen, Akjten V, nr. 11 A 2
Ordn. 3 Opnamenrs. 0887-0888
St. Lucasdach, 18 oktober 1547 Akte, opgemaakt en ondertekend door de scholtis Mathijs Haghen te Venlo, inzake aangekocht landgoed onder Heijen gelegen van de familie Reyner van Holthuysen te Heijen door Arnt Spanrebock te Heijen. Reyner had dit goed versat aan Gaedert Torck, ambtman tot Goch, gelyck dat goet leenruerich is an den vorsten van Cleve en aen Gaedert Turck voer 700 golt gulden. Arnt zal gehouden zijn aan het in phasen betalen, te beginnen binnen een half jaar
Ordn. 3 Opnamenrs. 0889-0891
1574 Arnt Spaenrebock en Galanth van Mevarth, heer en vrouw van Heijen, verklaren aan goede gangbare gouden en zilveren payment van Reinner Hoen 2.000 Brabantse guldens baar ontvangen te hebben. Als onderpand stellen zij aan Reinner twee weilanden, geheten den Smal bei die Mersche werdt en den Paelacker aen dat Aefferdensche veldt. Beide wei- en hooilanden zijn leenroerige goederen van de leenheer Willem, graaf van den Bergh, heer tho Boxmer met zijn medeweten d.d. 27 october 1574 in onderpand gegeven tot zekerheid van terugbetaling. Reinner mag deze weilanden tot de aflossing gebruiken en de heggen en willigen niet beschadigen.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0892-0893
26 juni 1582 Kopie — Johan Michiels en Gerrit Claissen, schepen te Heijen, getuigen voor de gemeine schepen tot Heijen en unseren Scholtis Otten Ruijter verschenen is Alter Knippinck en Elisabeth Spannerbroeck, heer en vrouw tot Heyden, en haar momber (voogd) vanwege een geleende geldsom (200 daler) van Christoffel van Wylick en Johanna van Palant, heer en vrouwe van Gronstein, Grubbenvorst en Lottum. Tot zekerheid wordt een weiland, den Boenacker van ongeveer 4 of 5 morgen, tot onderpand gegeven. Noot: Bij het overschrijven van de oorspronkelijke akte was onderstaande transfix-brief gehecht.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0893-0895
19 december 1595 Transfix — Wij Gerrit Claessen Herman van Kuyck, schepen, en de gemene schepenen van Heijen doen kond dat voor fuer beyde de heer Scholtis en genoemde schepenbank Jaspar Lueffs verschenen is met een volmachtbrief in dato Conceptionis Mariae (8 december1595), waarin Johan Christoffel van Wylick en Anna, geboren van Wyckraet, verklaren dat zij ihre Jasparen volkomen macht und gewalt gegeven hebben om in hun naam en voor hun rekening een lening van 200 daler aan de heer en vrouwe van Heijen te verstrekken.
Ordn. 3 Opnamenr. 0896
6 december 1633 Een soort kwitantie van betaalde renten over voornoemde lening van 200 daler, ondertekend door Gottfried Raath, Kleef.
Ordn. 3 Opnamenrs. 0897-0899
24 augustus 1593 Schuldverklaring van Alter Knippingk, Herr zu Heyen, dat hij aan Conrad Knippingk, commenthüre zu Heilpronn, meinem insonders freundlichen lieben Bruder een bedrag schuldig is en terugbetalen zal van 1900 gulden Brabants. Met dit bedrag heeft hij Alter in zijn hoge nood (zu meiner Notturfft… zu reparieren und wieder erbauwung meines Haus und Schloss Heyen) geholpen. Tot meer zekerheid aan zijn broer heeft Alter zijn leenheer Wilhelmem, graven zum Berghe in Boxmeer om borgstelling verzocht.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0900-0903
6 augustus 1594 Wij, Johan Mijchiels en Theis van Hassell, schepenen en de gemeen schepenen van Heijen, getuigen dat voor hen Alther Knippinckh, herr tho Heyen, en sein liefden ehelige huisfrauw Elisabeit Spannerbocks met haar voogd verschenen is. Zij verschrijven met deze brief aan Adolf Heijsen en Lheoddart (?) Poilman als voogden van de nagelaten kinderen van de overleden ouders Johan Heijsen en Anna Poilmans, te weten Derich, Heiltgenn en Leonardt Heijsen, een jaarlijkse rente van 18 daler (vanwege een kapitaal van 300 daler), in Gennep steeds op 11 november te betalen. Tot zekerheid en onderpand wordt een weijkamp genoempt den Wittenstein in der Herligkeit und Gericht Heijen gelegen gesteld.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0904-0905
20 september 1597 Belangende Willem van Steinhuiss. Kopie-Obligatiebrief van Alter Knippink en zijn vrouw Elisabeth Spannerbock over een opgenomen kapitaal van 1000 gulden Brabants, hun geleend en verkregen van Wylhem van Stheenhuys en Joffer Maria van Ravenschoet, zijn echtgenote, tegen een jaarlijkse rente van zes procent. Een aflossing van een jaarlijks bedrag van 50 gulden is toegestaan.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0906-0908
(1590) 3 mei 1607 In deze brief bevestigt Alter Knippingh, heer te Heijen, 1900 gulden Brabant in leen van zijn broer Conrad Knippingh, commandeur te Heilbron, in de vorm van een obligatie, verkregen te hebben. Daarnaast is nog 636 gulden in 1590 in Amsterdam opgenomen bij Peter Verhagen. De terugbetaling en renten schijnen niet correct betaald te worden. Vervolgens is Alberts broer Henrick Knippingh te Hackfort benaderd om een omvangrijke geldsom in Keulse muntwaarde, waarop een erfdeling, eines gehaltenen bruderlichen magescheid, gevolgd is.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0909-0911
1 mei 1607 In deze brief van Alter Knipping, Heer te Heijen, spreekt hij over een in 1593 voorgestrekt bedrag van 1.000 gulden Brabants door Conradt Knippingh, commandeur te Heilbronn en in 1595 te Amsterdam van Peter Verhagen opgenomen bedrag van 636 gulden en van zijn broer Henrich Knippingh te Hackfort een hoofdbedrag van 3500 daler Keuls en 2.500. Deze bedragen zullen verrekend worden bij de erfdeling.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0912-0915
21 januari 1613 De Heijense pastoor Wolterus Tutius wil met toestemming van de patroonheer, des heeren van Blienbeck als Collatuer und giffter der pastorien alhir als ook van Alter Knippingh, heer te Heijen, en de naburen van Heijen, de Masenhoecksche tyndt voor de tijdsduur van 10 jaar tegen bepaalde condities en bij opbod verpachten mit daleren, den daler ad dartich stuver en den stuyver ad einentwintich heller in goede, harde zilveren of gouden munten, zoals in de tijd van betaling binnen Genp ganckbaer und geeffbaer wesen sall. De nieuwe tiendpachter zal steeds twee gloeffwerdige burgen tho stellen hebben voer die beloeffte pachtpenningen. Mocht er enige missgewass ader verderffeniss bynnen de tyt van de verpachte tiend vallen, dan zullen de gevolgen daarvan steeds aan het Heijense gericht gemeld worden. Mocht de pastoor tussentijds overlijden, dat zal de tiendafdracht aan zijn opvolger door de pachter verplicht blijven tot het jaar 1622 op Martini (11 november) offte stoppelbloett wederumb verlaten in 1622. De beloofde pachtpenningen zullen jaarlijks in 2 termijnen op 2 februari (Lichtmis) en 24 juni (Johan de Doperfeestdag) voldaan worden ahn handen dess constituanten, so der heer tho Heyden, schepenen, kerckmeysteren mit den Pastoren …. tot optymmerunghh des wedemhoffs (pastorie). Bleef iemand achterstallig met de tiendbetaling, dan zal hij aangeklaagd en vervolgd worden. Zou bij het pachtopbieden het bod te laag blijven, zal het de pastoor vrij staen dat perck wederumb up tho trecken und ahn sich selber behalden, sonder enige onraeth (kosten) offte hueghselen daer van tho geven. De gewoonlijke onraetskosten bedragen ein halff thon biers of ein thon biers und vuer ynstellungs deser vuerwaerden und verpachtingh enen daler. De laatste slach wordt voor de pacht gegeven door Derick Rutten vuer verthien daller yder yaer und idem gehueght anderhalften daler und ein thon biers up die thien yaren. Tot borgen stelt Derick Rutten twee kapitaalkrachtige personen: Franck Drissen en Huybert Hoeben. Dit geschiedt voor de Heijense schepenen Gerardt Claessen en Hermen van de Staey, die beiden niet schrijven en lezen kunnen en waarbij Hermen een hooivork als huismerk voor ondertekening als syn merckt hanteert. Ordn. 4 Opnamenrs. 0916-0918
11 november 1606 Het echtpaar Alter Knippingh en Elisabeth Spannerboeck bekennen met een obligatiebrief aan de echtelieden Jan Josten en Jenneken Martens 200 gulden in de Gennepscher wehrung schuldig te zijn tegen een rente van 6 procent, voor het eerst in 1607 te betalen. Noot: Vermoedelijk in 1617 afgelost.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0919-0920
1622/1623 Klein uittreksel uit een rekening of te wel Extract utter der Armen Gasthuijs. Restanten tot Genp ahn den heeren tho Heyden, Alter Knippingh, zijnde maandelijkse contributies en de inkomsten komende van die vicarie S. Nicolay the Heyden, opgetekend door Peter Loefs.
Ordn. 4 Opnamenr. 0921
Gennep, 1 mei 1634 Akte, gepasseerd voor de schepenen van de stad Gennep Peter van Aldenhaven en Willem Janssen en de scholtis van de stad en het ambt Gennep, vanwege een geldlening van 500 gulden Kleefs en waarbij de heer van Heijen betrokken is. De rentebetaling geschiedt door rentmeester Egbert Stickers. De akte wordt o.m. ondertekend door Conradine Knippinck.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0922-0923
14 juli 1663 en 15 april 1659 De schepenen en naburen van de heerlijkheid Heijen hebben Aert ten Haef als scholmester aengenoemen. Enkele inkomsten worden hem voor zijn werkzaamheden toegewezen. Het onderwijs sondachs van 2 ofte 3 ueren deed hij even wel niet uitvoeren. Ook waren er verschillende andere klachten over zijn functioneren. Er is beklag gedaan bij de vrouwe van Heijen, mede omdat aan de schoolruimte geknibbeld is om een winkelnering met drankverkoop te kunnen drijven. De kinderen hebben geen plaats meer en de dorpsgemeente wil dat hij uit de school vertrekt.
Ordn. 4 Opnamenr. 0924
23 maart 1663 Brief aangaande Vrouwe Agnes Margarethe van Boenen, weduwe van Vittinghoff genannt Schell zu Schellenberg en Heijen over rente.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0925-0930
1664 – 1690 Opgaaf van achterstallige schulden, renten van geleend kapitaal, obligaties e.d., verdiend salaris aan dokter Huberti, aan notaris Johan Vethack, aan het convent Venray, meister Markes de Berdt, aan Georg Böennen, aan den vicarius zu Hassum, aan Llus Krefft von Bögen, ahn Steffen Kramers, aan den provisoren des Gasthauses zu Gennep, aan den Armen zu Hassum, den armen zu Goch, ein silberen lampet undt kümpgen. Als een volgende uitgave wordt uit 1687 gemeld de levering van 1,5 malder rogge aan Arnolten Haeff, gewehsenen küster undt schülmeister zu Heijen.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0931-0932
Buldern, 4 mei 1676 Brief, ondertekend door Bertina Elisabeth von Vittinghoff genant Schell von Schellenberg, fraulein der herligkeit Heijen, met consent van haar zuster Johannae Sophia over de heerlijkheid Heijen en de daartoe behorende goederen en een aan Johanna Maria toegewezen geldbedrag van 1200 Reichstaler tegen 5% rente.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0933-0937
Buldern, 4 mei 1676 Doorgehaalde en afgeloste obligatiebrief van een kapitaal van 1200 Reichtaler, aangegaan tussen Bertine Elisabeth von Vittinghoff genant Schell en haar zuster Johanna Sophien von Vittinghoff genant Schell.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0938-0941
Gennep, 4 februari 1707. Wij, Johan van Bergsum der Rechten Licententie, koninklijk Pruisisch scholtis der stadt en Ambt Gennep, Richter der Heerlickheit Heijden, tezamen met Bern. Bossman en Andries Robben, schepenen van Heijen, is verschenen Derck Johan van Rhemen als gevolmachtigde van zijn huisvrouw Margaretha van der Moelen, in 1706 uitgeschreven te Nijmegen tot voldoeninge van eenige crediteuren, zoals controlleur Verhorst en heer Lewen, schepen tot Nijmegen, de heer Van den Berg en anderen, die verklaren ontvangen te hebben van de vrijheer Henrich Werner van Diepenbrock en zijn gemalin Engel Elisabeth van Vittinghoff genand Schell de som van 4.000 gulden Hollands tegen 5% rente. Daarbij geldt weiland den Poll met uiterwaard tot onderpand, alsook een weiland dat vrij en allodiaal erff.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0942-0944
1575 Wij, Arnt Spaenerbuck und Galant van Meverden, echtelieden, heer en vrouw to Heijden, bekennen van hun neef Derick van Schewick (en zijn vrouw Dorethea Hinnynck (?) te Driesberg een bedrag van 154 daler à 30 stuiver Brabants ontvangen te hebben, welckoir hundert daler wij unsen genedyge hern Grave Willem van den Berch, vrijheer tot Buxmeer up ten grote und kleynen Mersschen werdt en met de 54 daler hebben wij Fransse van der Borcht wt beveel unsen heren ypgemelt, den kleinen Mersschen werdt afgelost, gefrijdt und gequitirt und also weder van sijn Genade in pantschap ontfangen en daarop in gebruik gesteld van genoemde neef.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0945-0948
1660-1661 Armenrekening van ontvangsten en uitgaven, opgesteld door Derrick Ebben, tijdtlicke Armenmeister tot Heijden mit mijn adiunct Bernt van Elsen. De ontvangst omvat o.m. twee gulden Kleefs van Tijs Peters van dat Armenlant en andere ontvangsten van Wolter Jansen, Derrick Ebben, Willem Janse, van Jacomine. De uitgaven geschieden vooral op instructie van de pastoor. Ook de koster doet bier-uitgaven voor een blindenman en het begeleiden van deze naar Gennep, verder bestaan de uitgaven aan levering van koren en brood.
Ordn. 4 Opnamenr. 0949
Archief omslag verwijzend naar Gesamtarchiv von Romberg, Haus Heijen, Akten nr. 5
Ordn. 4 Opnamenrs. 0950-0957
1440 e.v. Juridische status, discussie en verslag over de rechtmatige situatie van de Kleefse leengoederen des haves zur Heyde (Heijenscher hof, ook wel genoemd Hammscher Hof onder de heerlijkheid Heijen) und Busserhuysen (onder Ottersum, in het land van Gennep) en de opvolgende leenmannen. Noot: Beide leengoederen worden in “die Lehnregister des Herzogtums Kleve” door E. Dösseler/F.W. Oediger onder de nummers 322 en 122 vernoemd.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0958-0960
Ca. 1440 Brief van de prior/procurator van het convent Gaesdonck inzake eins hofes tho Heyde, Boxguet genant myt sijen zubehör. Enkele ettliche stücke, die in gemelt lehngut gehorigh zijn, blijken door de leenheer (Gaesdonck) verkocht aan Arnt Spanrebock, here thoe Heyde …. viefftien klein mergen, aan Mars Bögel, herr tho Oijen (?), ein kamp landz van tijen kleine mergen en aan Johan Verfört, schout van het land. De leenman of Lehntrager Melis van de Linde vinden wij ook vermeld.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0960-0962
1 april 1440 Brief van met naam genoemde laten van Heijen over Herman van Honsselar en zijn vrouw Alheit, die van een boerenhoeve (Bocksgut geheiten) via verkoop afstand doen ten behoeve van het klooster Gaesdonck. Bezegeld door Henrick Spannerboick, heer te Heijen.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0962-0963
22 juli 1440 Brief van Herman van Honselaer und vrouwe Aleidt Hermans, waarin zij verklaren dat de prior en het convent in der Gaesdonck de overeengekomen koopsom betaald hebben zoals zij die schuldig waren van de koop van den gude tot Heyden, Bocksgut geheiten.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0963-0964
17 october 1440 Brief van Dirick Boick en jungfraw Gertruydt Diricks vorscreven wittige wyff, en Ardt Roeck en joffer Jutt Ardts vorscr. wyff ende suster Dijrick Boicks vurscreven bekennen met deze brief, dat zij afstand gedaan hebben voor de richter en laten van Heijen van den hoff tot Heyde gelegen, ….. geheiten Boicksgut en zo daar van aldes is gelegen…., soe die He(n?)rick Boicks toe te horen plach ten behoiff des priors ende conventz in der Gaesdonck, die das sellinge gutt van Herman van Honselaer nu hebben gekocht. Omdat Getruidt geen eigen zegel heeft, heeft zij Johan van Asselt gevraagd voor haar te zegelen. Ook zegelen Arndt Boick en zijn vrouw Jut. Ook is tot grotere zekerheid nog gevraagd die erbair wijze manne her Johan Storm, priester tot Straelen, met Herman van Honselair, Henrick Maesoen van Alfer en Ryke van Acken.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0964-0965
october 1440 Brief van betaling aan Dyrick Boick van Heyden en Ardt Boick door de prior en convent van de Gaesdonck voor het Boickgoed.
Ordn. 4 Opnamenr. 0965
1441-1550 Details over het Bockgoed te Heijen van het klooster Gaesdonck, waarin gesteld dat aan deze boerenhoeve drie manlenen als een pondigh leen verbonden zijn. Verhergewade 15 rijnse guldens. Het eerste leen is en Bowhoff gelegen tot Heyden, waarmee beleend is heer Arndt van Heyden, pastor tot Bogin (Beugen) Ao. 1441. In 1480 is daarmee beleend Johan Peell tot Heyen en het jaar daarop vermoedelijk zijn gelijkname zoon. In 1523 is er mee beleend Derick Peell volgens oorkonde, leenmannen: Derick Schinck, Peter Schinck. In 1533 is beleend Theis ter Lynde (?), leenmannen Lyffert van Wylick en Henrick Kost. Anno 1550 is beleend Melis ter Liende, leenmannen Derick Verlocht en Peter Schinck; extrahiert uit het Legerboek van kl. Gaesdonck.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0966-0969
1417 – 1713 Extract uit de Boxmeerse leenboeken aangaande: De herlichheijt van Heijen als een leen van de vrijherlickheijt van Boxmeer, te verhergewaden met een marck, dat sijn drij goldt gulden. Leenman: Henrick Spanrebroeck den jonghen./ Anno 1500:Arent Spannebroeck Anno 1612: Alter Knippinch Anno 1645: Johan van Vittinghoff genaempt Schell (gehuwd met Agnes Margreta van Boenen) Anno 1655: namens weduwe Agnes Margreta: Johannes van Duijsent, scholtes en Borgemester tot Gennep. Anno 1668: Martinus Hasenbaert Anno 1691: Constantinus Mentrop, secretaris tot Gennep, als gevolmachtigde van früle Bertina Elisabets v. Vittinghoff genaempt Schell. Anno 1713: Gerrart Huijster, namens Hendrick Werner van Diepenbroeck. Ordn. 4 Opnamenrs. 0970-0971
1526 en 1540 Extract uit dem Buxmerschen Leenboick. Op Goensdach nae den Sondach Iudica in den vasten Anno XVc und XXVI is Henrich Spannebroick den iongen voor de Boxmeerse stadhouder Caspar van Stein namens jonker Filips, graaf van Vernenborch en Nuenaer, heer to Saffenborch und tot Boxmeer met die heerlicheit van Heiden beleend. Leenmannen: Jan van Kessell en Frans van der Borch. Anno 1540 is Art van Spanrebroick daarmee beleend.
Ordn. 4 Opnamenr. 0972
21 dec. 1553 Akte, gepasseerd voor Johannes Mans, notaris en secretaris tho Genp, waarin wordt bekend dat voor hem Werner van Haitzvelt, her to Wyswyler, verschenen is vanwege de onderhandelingen tussen syn Lyffden undt Arnt Spanrebock, eyn heer to Heyden, belangende die loisse des Lehen guetz genumpt Busserhuysen ende den Hamschen hoff vurmals aen Goidert Torck verpant, hefft gemelte Werner van Haitzveldt den twe Lehen mannen Engelbert van Caitz und Melis van der Lynden vurgebracht. Er wordt een oudere kopieakte (oktober 1548) woordelijk herhaald van Goidert Torck, heer tho Hemert ende Buyckhave, de drie broers Frederick Torck, Wylhelm Torck en Joist Torck en voorvaderen i.v.m. voornoemde erfgoederen.
Ordn. 4 Opnamenr. 0973
1 maart 1560 met retro-oorkonde van 8 dec. 1553 Akte van Elysabeth Turck, frouwe tot Nyenraey und ther Lucht, weduwe van Berndtz van de Boengaerdt. Zij verklaart van Arnt Spaenrebock, heer tot Heijen, zijn schulf afgelost heeft i.v.m. myner kyndtz deell die somme van 175 golden gulden, herkoemende van tguet Buysserhuysser gut ind den Haemsschen Hoeff in der heerlickeit van Heyen gelegen, leen ruerich aent huyss tot Gennep int furstendom van Cleeff gelegen, wie dan die alinge vurscr. guedere eertytz van Reyner van Hoelthuyssen vur die somme ind werde van 700 golden gulden aen Goeddert Turck zelliger, mynen alden vader versath is gewest. De helft hoorde aan zijn oom en andere verwanten.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0974-0975
Gennep, 20 december 1553 Werner van Haetzveldt, heer tot Wyswyler, bekent dat de heer van Heijen, Arnt Spaenmreboick in 1553, op de 7e december, vanwege mynre huysfrouwen genant Maergriete, nagelaten dochter zelliger Lubbertz Torck, heer tot Hemert … eyn loess, wie recht , verkundigen doen hefft belangende eynen leen guet, leenroerig aan Wylhem, hertog van Kleef, mynen genedigen heern en leenheer met enen hoeff gelegen in der heerlicheit tot Heyden, genant den Hamsschen Hoeff ind enen hoeff genant Busserhuyssen gelegen in der heerlicheit van Gennep, eertijds van Reyner van Hoelthuyssen voor de som van 700 gouden gulden aan Goedert Toercken, myner huysfrouwen alde vader. De akte wordt bekrachtigd door de ondertekening van Werner van Haetzveldt, Engelbert van Kaetz en Mylis van der Lynden.
Ordn. 4 Opnamenr. 0976
Emmerik, 19 maart 1558. Voor Engelbert van Till en Henrick Inghen Baedem (?), schepenen van Emmerick, is verschenen jouffer Galandt van Meverd, rechte huijsfrou van Arntz van Spainerbuck, heren to der Heijden, mit Arndt Berck oeren verkairen momber of voogd. Zij dragen op aan Adolph van Meverden oeren broeder sodane versterff erff und guet, gerede innd ongerede nyt uitbescheiden vanwege affsterven oere vaider ind moeder en waaraan zij enichsins beervet zijn. Het stadzegel van Emmerick is opgedrukt geweest.
Ordn. 4 Opnamenr. 0977
23 febr. 1550 en 9 januari 1558. Extracten van twee beleningen uit het leenboek van het huis Boxmeer. Belening met de heerlijkheid Heijen, in 1550, door Everhart van Hairen, stadhouder van de Leenkamer van Boxmeer, onder Maximiliaen van Egmond, graaf van Buren en Leerdam aan Arnt Spannerbock. Belening met de heerlijkheid Heijen, in 1558, door Frans van der Borch, leenstadhouder van de lenen van Boxmeer en Haps, namens Willem, graaf van den Bergh, heer tot Bylandt, Hedel, Boxmeer, Haps, Homoit en Wysch.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0978-0983
11 augustus 1564. Briefwisseling van Werner van Haetzfeldt, herr zu Weiswiler met juridische aan- en tegenspraken over de belening (Busserhuisen), kosten, schaden, aflossing en betalingen waarin genoemd worden Reiner van Holdhuisen, Goddert Turcken, Derich van Holthuisen, de hertog van Kleef , besprekingen op de landdag in Dinslaken tegen Aldenboeckum. Ordn. 4 Opnamenr. 0984
10 november 1576. Getuigen Derick van Schewick, Peter van Beringen en Conraidt van Mekeren certificeren hiermede, dat voor hen en voor Johan Loeffs, alle vier leenmannen van Willem, Graaf van den Bergh, fryherr tho Boxmer und Bilandt, in eigen persoon Arth Spaenrebock verschenen is. Hierbij hebben Spaenrebock syn Lieffden sich viermaell thom obervloet in leyden laten in ein Leengoet, dat van syn Leengoet gespleten en aver shy Joffer Liffhart Spaenrebock gewesen weduwe van Erpraedt, als deser tyt gebruickersche desselingen affgespleten leengoetz. De leenvergoeding geschiedt in de vorm van een soort korenpacht. Ordn. 4 Opnamenr. 0985
17 juli 1576. De getuigen Derick van Schewick, Peter van Beringen en Conraidt van Mekeren certificeren tezamen met Johan Loeffs, alle vier leenmannen van de Leenkamer van Boxmeer, dat Art van Spaenrebock, ein heir tho Heyden, tot vier verscheyde reissen, heeft vast laten leggen, dat ingevolge een erfdeling syner Nichten Joffer, Liffhart van Spaenrebock, weduwe van Erpraedt, jaarlijks etlicke lendderien, Baw und weyland, die afgedeeld zijn van het leengoed van Heijen, mag gebruiken.
Ordn. 4 Opnamenr. 0986
17 september 1576. Jan Verlocht en Derick van Limburgh, leenmannen des Conventz und Godtzhuys Gaesdonck ontbieden joffer Geertruidt van Spaenrebock, naegelatene weduwe wilandt des Edlen Ehrentfesten Martin Boegell, herrn tho Ayhen (?) wegens het Convents Leengoet, geheyten Boxgoet, en ongeoorloofde verkoop.
Ordn. 4 Opnamenr. 0987
11 november 1612 Uit de leenboeken van de Leenkamer van Boxmeer overgeschreven beleningen met de heerlijkheid Heijen naar Rijperdts recht (=Reifferscheids recht!), te verheergewaden met een mark, datt sijn dreij goltgulden. De eerste belening dateert hier van 11 november 1612 aan Alter Knippinck met de leenmannen Henrich van Mer en Ardt van Beinum.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0988-0990
15 juli 1614 Diederich von Schewick te Dreisberg aan de Niers attestation Copij was mein Swiegervatter Alther Knipping, Her zu Heijen, beij de Lehens empfahung der Herlicheijtt Heijen von dem wolgebornen hern, hern Wilhelm Grave zu dem Berge, freijher zu Boxmehr und Beijland, Hochloeblicher gedechtnus und obgemelten Schewick belastet worden. De heerlijkheid Boxmeer wordt daarbij als een vrij leen van de hertog van Brabant gehouden. en Heijen daar een afgeleid leen van is.
Ordn. 4 Opnamenr. 0991
1618 Diederich Ripperbandt, drost en stadhouder van de Boxmeerse leen maakt een verklaring op grond van notities in de Boxmeerse Leenboeken. De verklaring is gericht Goddert van Wilaick, rentmeester te Gennep, die van Boxmeer te leen ontvangt een halve hove landts gelegen in den Velde tot Heijden, zoals die van alts daar gelegen is. Verder op ten Poll, ongeveer 8 morgen land und den anschoot op ter Mase. Iten tegen datt Veer omtrent vijff veerdel van eenen mergen. Iten op ter Hons horst drij verdell van eenen mergen. Noch aen Mett Peel kamp ind op t Kuijlken 1,5 mergen tegen des Grevenhuijs een mergen, noch in des Papen pas eenen mergen bij der Weteringen met verdere landstukken.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0992-0993
3 december 1627 Brief van Galandt Knippingh, weduwe von Boenen zur Uberfeldt und zur Heijen, over haar overleden vader Alter Knippink en moeder Elisabeth Spanerbuches zur Heijen en over van de graaf van den Bergh, leenheer te Boxmeer, vanwege de belening met de heerlijkheid Heijen.
Ordn. 4 Opnamenr. 0994
8 mei 1683 Extract uit het Boxmeerse leenboek E fol. 25 over het leengoed Den Poll onder Heijen wegens het afsterven van groetmoeder Gertrudt Beckers, gewesene Ehevrouwe van wijlen de heer Johan Schmitz in tijt sijns levens Burgemeister tot Gennep en het verzoek van de erfgenamen beleend te worden met voornoemd leengoed, groott wesende omtrint acht kleijne mergern en den aenschott op die Mase in die Heerlijck Heijden gelegen. Heergewaad twe alde schilden. Leenmannen: Arnolt Verheijen der rechten licentiat en Peter Sam, rentmeester.
Ordn. 4 Opnamenr. 0995
10 mei 1684 Extract uit het Boxmeerse leenboek E fol. 44. Leenverheffting voor Eherhardt Adrian Haefacker der rechten doctor, raet en stadthouder van ’t Hoogh Graeffl. Boxmeersche vrij Leenhoeve en de leenmannen door Johan Dietherick Ten Haam, die er een contract overreikt, gedateerd Cleve 5 meij 1684. Hierin wordt joffer Judit van Egeren, erfgename van Theodorus Suermont vernoemd i.v.m. enige poercelen land, waarvan er acht aan het Boxmeerse Leenghof leenroerig zijn en in Wijlackz leen gehoorige sijn, zoals ook te zien is in het leenregeister D, fol. 174. Voornoemde Ten Ha(a)m verzoekt zijn zoon met deze percelen te belenen na betaling van driemaal het heergewaad wegens versterniss, aliënatie off permutatie en deze herbelening.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0996-997
1609 – 1627- 1640 – 1691 – 1692 Enkele extracten uit het Boxmeerse leenboek D fol. 173/4 met verwijzigingen betreffende de leenverheffing het zogeheten Wylacks leen eerst naar het out leenboeck B, pag. 102 en C. pag. 246 waarin dit leengoed in 1609 bestaat uit negen perceelen, waarvan naderhand dat eerste perceel van 8 morgen bij Reiner ingen Loedtz (?), daarna bij Jan Smitz en daarna bij Samuel Neomagus en nu bij Johan Martin Haasbaert verheefft is. De rest is bij Theodorus Suiermont sohn van Enneken van Wijlaekz bezeten en nagelaten aan de erfgenaam Judit van Egeren. Ook zijn acht percelen verkocht aan Johan Diederik Ten Ham, die daarmee in 1684 tegen betaelinghe van 3 heergeweijde, ijcker gelijck van outz met twee alde schilden offt dreij goltgulden beleend is.
Ordn. 4 Opnamenrs. 0998-1000
29 december 1697 Bevestiging, ondertekend door Diederik Ripperbandt, drost en leenstadhouder van de vrije Boxmeerse Leenkamer in de tijd van Oswald, graaf van den Bergh, dat Gerardt Huijster, landschrijver der vrij heerlichkeijt van Boxmeer met een brief van Hendrik Werner van Diepenbrouk, vrijheere tot Bulderen, Bergh en Heijden (Heijen), borghman des huijses Dulman, echtgenoot van vrouwe Engel Elisabeth van Vittinghoff genandt Schell van Schellenbergh. Daarin staat dat op 19 september 1691 vrouwe Engel Elisabeth beleend is geworden met de heerlijkheid Heijen met allen sijne Appendentien, soo als dieselve in hogen en legen, in diepen en droogen gelegen is met allen haer recht en gerechtigheijden tegen een heergewaad van een marck goltgulden offte drij goltgulden, zoals ook in vorige leenboeken staat als C. fol. 58 en D, fol. 17. Leenmannen waren daarbij Hendrick Johan Verheijen en Albert Ansems.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1001-1010
17 januari 1695 Ondervraging aan rechtsgeleerden (in Nijmegen) met antwoorden in Latijn (ca. 80%) en Nederlandse (ca. 20%) naar spelregels over de kwestie of een Tochtenaer off Tochtenaersche van een Leenhoff off dominerend Leengoedt an een vasal validelick kan verleenen, octroij off verloff, om over eenigh Leengoedt, van den selven Leenhoff releverende bij testament te mogen disponeren met de daarbij de vraag of de toestemming of het consent daartoe noodzakelijk is van de leenheer off directer Dominus selfs. Voorts is de vraag aan de orde over de aanspraken bij een testamentaire beschikking bij de naeste in de bloede. Verder komt de vraag aan de orde wat de nature ende eigenschap van de Boxmeersche Leenen is, off deselve gemeenschap hebben met de Brabantsche oft met de Geldersche, oft met de Zutphensche off met de Cuijksche Leenen en kwesties als het genieten van de vruchten ende opkomsten van de grechtigheden cq. het vruchtgebruik, recht van stemmingh ten platten lande en het feit dat de Leenrechten ofte Costumen vereischen het consent van den Leenheer. Ook komt het ter hoofdvaart gaan of haer apele heeft van het gerecht van Boxmeer bij het hooft gericht van Cuijck aan de orde.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1011-1012
5 april 1704 Getekende kaart van de gesworen Lantmeter Thomas Harets, gemaeckt den 5 april 1704 van den Huevelsen Hoof (v/h Busserhuze geheten – opmerking van Rien van den Brand), op verzoek van Johan van Berghsom, rechter tot Gennep op enen bouuwoed gelegen tot Otersom onder Ampt Genep, toebehorende sijn Extie den Hoogh Eedele Heer van Boldere ende Heere tot Heijen. Eerst gemeten het Cempke daer het huijs ende schuer op staet ter grootte van 2 morgen en 21 roeden met de bijbehoorende hegge. Idem een kaart gemaakt van het landt op het Her velt van 39 morgen en 6 roden, geheten den huevel. Nog een kaart gemaakt van een perceel bouwland, genamt den Blaer Camp van 3¼ morgen en 6 roeden. Samen 44¼ morgen en 33 roeden.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1013-1016
30 juni 1713 Kopie – leenbrief van de Boxmeerse Leenkamer uit de periode van sijne voorstelijcke Genade Maijnaert Carell Anthoin bij Goedes genade Furst zu HoogenZollen, Grave tot Zigmaringen ….. en Boxmeer en voordien Oswald, graaf van den Bergh, vertegenwoordigd door Joh. Diederich Ripperbandt, drost en stadhouder der Boxmeersen vrijen Leen hove vrouwe Engell Elisabeth van Vittinghoff genant Schell van Schellenberg in 1697 beleend is met de heerlijkheid Heijen. Thans het verzoek dat Gerardt Huijseter als gemachtigde daarmee beleend wordt.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1017-1019
30 juni 1713 Schepenbrief van de richter en schepenen van Boxmeer, waarin vastgelegd dat Lambert Crouwers en Griet Versteilen daar een verklaring afleggen over een man uit Vierlingsbeek, geheten Maes op Beeckerstaeij die uit het kerspel Heijen gevlucht is. De bode van Heijen heeft hem achtervolgt en staande gehouden op het grondgebied van de Heerlickheijt van Meer. Daar was de gevangene echter vrij man en kon de bode van Heijen niets uitrichten. Ook hebben zij meegemaakt en gezien dat die marckschip van Ruermondt en Venlo hiervoor niet in den ampt und geright van Genp komen mocht en dat zij daarom aanlegden in Vierlingsbeek om aldaer oer goed te lossen und ledichten, sunder bekrunen (boeten) van Genp oft van Heijden. Tevens volgt een verklaring over de visrechten in de Maas, de vondst van een dode in dit grensgebied, loslopende paarden, grens tussen Boxmeer en Heijen, berechting van een misdadiger en een bezegelde brief uit 1527.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1020-1021
17 juni 1737 Waarschouwinge en interpellatie van Maria Catharina, Gravinne Douarière tot den Bergh, Hohen zollern Sigmaringen etc. aan alle vasallen en leendragers van onder meer de vrije heerlijkheid Boxmeer en Haps i.v.m. het overlijden van Frans Wilhelm om alle lenen met de ledige hand opnieuw binnen een jaar te verheffen op onsen soon Johan Baptist.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1022-1024
15e eeuw (?) Die deylinge des lants gelegen int Hoege velt tuschen mynen broder ende my.Veel veldnamen met grootte, ligging en gebruiker.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1025-1027
Omstreeks 1550 Bericht van Arnt Spanrebock te Heijen aan Frans van der Borch, stadhouder van de Boxmeerse lenen over betwiste aangelegenheden o.a. te Gennep, verkochte gronden, leengoed, erfenisdeling, e.d. Ordn. 4 Opnamenr. 1028 Omstreeks 1565 Brief van Arnt Spanrebock waarin wordt gesteld dat hij en zijn voorvaderen, als rechte eerffolger van de heer van Boxmeer altijd der gantzer alynger hoochheitt und heerlicheitt van Heyden, sonder eniger exceptieën in leen ontvangen hebben. Maar heer Wylhelm, hertzoch zto Cleeff, Gulich und ten Bergh, die helfftt der heerlichheitt voirscr. syn furstl. Genade een tyt van jairenn in syn furstl. gebruyck gehadt hefft buyten manyren van Rechten und twyvel oick nyett, dat syn furstl. Genade enyge gerechticheit aen die halff heerlichh. voirs. konnen offte moigen hebben, etc..
Ordn. 4 Opnamenrs. 1029-1032
Omstreeks 1565 Memoriaal en bericht aangaande de heerlijkheid Heijen en over het gedrag van zwager Arnt Spanrebock, die als heer van Heijen, in ongenade en gevangenis gevallen is bij de hertog Willem van Kleef en de helft van de heerlijkheid Heijen met de hoogheid (het halsrecht) noodgedwongen is geweest af te staan en waarop het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog gevolgd is. Bovendien zijn er problemen met omliggende bewoners uit Gennep, Genneperloo en Hommersum want die willen met geweld daar hooien, plaggen maaien en hout kappen.
Ordn. 4 Opnamenr. 1033
Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Abteilung Westfalen met verwijzing naar Gesamtarchiv von Romberg, Haus Heyen – Akten. Nr. Karton 15
Ordn. 4 Opnamenr. 1034 Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.) Herrlichkeit Heyen, Akten V, nr. 11 A 1
Ordn. 4 Opnamenrs. 1035-1036
1484 Naamlijst van belastinginkomsten, de zogeheten heren schettinghe van Heyden. De opbrengst bedraagt totaal 70 gulden.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1037-1040
1501 Naamlijst van belastinginkomsten, Schettynge in den kerspel van Heyden anno dusent Vc und eyn.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1041-1042
1519 Naamlijst van belastinginkomsten. Dyt ijs der heeren scettinghe toe Heyen geordyneyrt van den Scepen Int jaer ons Heren M CCCCC ende negenteyn.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1043-1044
1519 Een andere naamlijst van belastinginkomsten ende schatongh to Heyen op fridach na st. Servacius Anno 1519, nu wesende Henrick Spannerboick, heer tot Heyden en gemene scepenen.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1045-1046 (deels)
1542 Naamlijst van all sulke schettynge so durch gemeyn ryderschap, stedenn und landtschap deses Ffurstendoems Cleve bewyllicht unnd inberoempt tot behoeff dess durchluchtygh hoichgeborenn Ffursten und heer Willem, hertog van Cleve, Gelre, Gulick und Berge etc. toe stuyr unnd wederstandt dess Turks gesat unnd verordert in den Ampt cab Gennp op saterdach na de dag van Maria Geboorte 1542. Dat volgt de belasting geheven in dat kerspel van Heyden.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1046 (deels)-1047 (linker helft)
1537 Naamlijst van Schatt Cedel anno (15)37
Ordn. 4 Opnamenrs. 1047 (rechterhelft)-1048
1542 Naamlijst van Schettynge wederom van 1542 in Heijen up den platten lande, goedgekeurd door de ridderschap, steden en landschap van het vorstendom Kleef en betaald aan rentmeester Buthendick.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1049 -1050 1549 – 1552 en 1555
Naamlijst van belastingbetalingen door buyten geerffden tho Heijdenn, Anno XVc XLIX, gesat dubbell und Anno Lii un Lv
Ordn. 4 Opnamenrs. 1051 -1054
19 october 1549 Berekening van op te halen korengeld en andere tijns te Heijen aan de hand van de eigenarenlijst met opgaaf van de grootte van de verschillende percelen, hoeveel koeien en runder per boer. (2 naamlijsten).
Ordn. 4 Opnamenrs. 1055 -1054
1560 Kopie met punten uit een verdrag tussen mynen genedygen Ffurst unt Heren, de hertog van Kleef, met Spaenrebuck, anno zestich, den XVII juni. Voortaan gaat de helft van de inkomsten uit Heijen naar de Kleefse hertog, een schout wordt aangesteld door Kleef (die de executies en lijfstraffen op de pijnbank uitvoert) en een zwijgende scholtis door de heer van Heijen. De wedden, geldelijke bruicken of boetes, als ook de tijnsen zullen half gedeeld worden. De regeling geldt ook voor het houtgewas, de jacht en de visserij in de Maas.
Ordn. 4 Opnamenr. 1057
15 april 1550 Schepenbrief van Heijen met onderzoek en verklaring over de hoogte van de uitheynisser beerfden, die als niet-inwoner van Heijen (b.v. te Goch, Gaesdonck, Zelder, e.d.) over hun eigendommen onder Heijen belasting betaalde. Daarbij worden gebruiken uit 1511 aangehaald.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1058 -1059
26 december 1602 Oorkonde van Scholtis Johan van Baex en twee schepenen, namelijk Hermen van Cuick en Franck Drissen met opgaaf van alle utghaende schaersteine und platzen, waar ook gestookt wordt in der herlicheit tho Heiden, aan de hand waarvan belasting betaald hoorde te worden. Dan volgt een gedetailleerde naamlijst van de inwoners met het aantal schoorstenen per huis. Daarbij gevoegd is een lijst met negen ledige platzen, daer ermaels huiseren und katen (keuterijen) op gestaan hebben (en mogelijk in deze oorlogstijd van de 80-jarige oorlog onbewoonbaar geworden).
Ordn. 4 Opnamenrs. 1060 -1061
28 januari 1614 Heijense schepenakte van Gerrit Claessens en Herman van de Stay over de Heyense schatting, die voor de helft voor de heer van Heijen Alter Knippinck, heer te Heijen, ingevorderd wordt door schout Johan van Baex, die daarover moeilijk gedaan heeft.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1062 -1063
Ca. 1570 Antwoord vanwege de scholtis van beide heren van Heijen (de hertog van Kleef, als half-heer, en de heer van Heijen, als half-heer) over afgelegde verantwoording van Melis van der Lynden (te Gennep). Daarbij is Dirck Peelen betrokken en deze blijkt lange tijd in Heijen gewoond te hebben en zijn belasting of schatting is daar altijd correct betaald. Dirck heeft ook goederen liggend onder Gennep. Ook worden gewoonten opgehaald over de Gennepse belastingbetaling, bekend bij de vader van Melis, Thonis van der Lijnden. Dirck Peelen is verder een periode halfman geweest van een boerderij en toen heeft hij mijt synn ander nabueren betalt. Melis zal uiteindelijk niet verder vervolgd worden voor belastingbetaling.
Ordn. 4 Opnamenr. 1064
Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Abteilung Westfalen met verwijzing naar Gesamtarchiv von Romberg, Haus Heyen – Akten. Nr. 3 Karton
Ordn. 4 Opnamenr. 1065 Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.) Herrlichkeit Heyen, Akten 1V Nr. 3 Ordn. 4 Opnamenrs. 1066 -1068
1604 met verwijzing naar 1533 Copy utter dem Extrackt des Legerboeks des Closters Gaisdunck aangaande het zogeheten Buxguet met verdere landgoederen en weilanden
Ordn. 4 Opnamenr. 1069
1574 Briefwisseling tussen de prior van het klooster Gaesdonck en de hertog van Kleef aangainde het leengoed Boixsguit van het klooster onder Heijen en Melis van de Lynden (te Gennep), waarbij ook Johan Verfoirt scholtis des landtz van Kessell betrokken is.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1070 -1072
Ca. 1578 Brief aan de Kleefse Raad van de prior van Gaesdonck over hun rechten op het leengoed te Heijen, terugvoerend naar 1440.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1072 -1073
24 juli 1550 Leenbrief van Antonis Blaeman, prior van de Gaesdonck, aangaande het leengoed Boixsguit , dat aan vazal Melis van der Linde, de zoon van Thonis en Bela, uitgegeven wordt. Leengetuigen Derick Verlocht en Peter Schinck. Ordn. 4 Opnamenrs. 1074 -1075
9 october 1576 Klachten, aangemeld bij Jan Michiels en Thonis Baecks (?) van de Heijense schepenbank vanwege het klooster de Gaesdonck en Arndt Spanerböck, Gertrudt Spanerbock en wijlen Martin Bo(e)gell en een weiland onder Heijen.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1076 -1077
30 juli 1578 Brief aan jonker van Eickell zu dem Ham waarin bevestigd wordt dat de prior van Gaesdonck naar het raadhuis van Goch op 1 augustus zal komen i.v.m. een Heijense aangelegenheid.
Ordn. 4 Opnamenr. 1078
Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.) Herrlichkeit Heyen, Akten 1V Nr. 4
Ordn. 4 Opnamenrs. 1079 -1080
8 maart 1526 Schependomsbrief van de gemene schepenen van Heijen met een verklaring dat Henrick Spaenreboick, een heer tot Heijen, in eenen vasten erffkoep ewlick ende erfflick verkofft heeft een jaarrente van tien Philippus gulden, komende uit die Smalien onder Heijen gelegen, en elk jaar te leveren op sijnt Peters dach ad Cathedram. Toekomstig eigenaar wordt nu Peter Bosman, de priester van de vicarie van onsser lieuer Vrouwen altaer tot Hassum. De Smal grenst met een zijde aan de Maas neven eenen gemeynen weech, dander sijde neven Lijffart van Wijlaijch, dat eenen eend schijetende op Gerijt Spaenrebock, dander eend op te Beeckpass. Ook rust er nog een kleine rentepost uijter den Wijttensteen.Naast het schependomszegel, zegelt ook Reynner van Loebeck, richter.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1081-1082 (bovenste helft)
Sint Gregoriusdag 1529 Gennepse schependomsbrief aangaande de provisoren van het Sint Sebastianus gilde van Hassum, die zich beklagen over een erfbrief van jaarlijks 5 Hornse gulden, die afhandig gemaakt is en terug zou moeten komen. De rente rust als last op een onderpand te weten een weiland Den Wittensteen.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1082 (onderste helft) -1083 Ordn. 4 Opnamenrs. 1081-1082 (bovenste helft) Ordn. 4 Opnamenrs. 1082 (onderste helft) – 1083
25 februari 1555 Schepenbrief van Rijcket Ungeloeff, Goert Poellman en de gemene schepenen van Gennep getuigen dat Henneken Mullers te Hassum voor hen verschenen is. Deze verklaart in voorbije jaren Provisor der Kerkcken und der Ermen te Hassum te zijn geweest en dat destijds Wilhem Rutten en Henneken zijn huisvrouw vijf Hornse gulden vermaakt hebben tot behoeff der armen thoe Hassum en ook jaren daadwerkelijk betaald hebben maar door nalatigheid van navolgende provisoren problematisch is geworden.
Ordn. 4 Opnamenr. 1084
Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.) Herrlichkeit Heyen, Akten V Nr. 1
Ordn. 4 Opnamenrs. 1085-1091
17 Juni 1560 Kopie-verdrag op papier tussen Willem, hertog van Kleef (als landvorst) en Arnt Spanrebock (en zijn broeder Johan) wegens de heerlijkheid Heijen in het ambt Gennep, nadat er veel misverstand en twist geweest was met de ambtluijden tho Genp. De hertog grijpt flink in en maakt nieuwe afspraken, die de vrijheden van de heer van Heijen gaan beperken; hij wordt de tijdelijke half-heer van Heijen met de helft van de vroegere inkomsten, tijnsen en breuken (boeten) en o.m. beperking van zijn rechtspraak, benoemingen, gemene gronden, houtgewas, grondbezit-, turf-, jacht- en visrechten. Ook wordt de appellation voor het Heijense gericht van Gennep naar Kalkar verplaatst.
Noot: Het origineel verdrag berust in het LANDESARCHIV te Düsseldorf, Bestand Kleve-Mark Oorkonden en in afschrift in Reg. Cliv. XXX, 368. Gezien het belang ervan is onderstaand de volledige tekst van het origineel weergegeven:
Toe weten: Dweil duckwijls missverstand und twijdracht sich erheven hebn tuschen den ampluden to Genp en namen myns g(enedige)h(ere de hertog) und den von Spainrebock to Heyden van wegen der nutzbarlicher gerechtigkeit der herlicheit Heiden (Heijen), so is umb alle onrichtigheit to vermijden, oick by den luyden und underdanen desto beter eindracht, folg und gehorsam to underhalden, die holtgewassen der Hezen, vischerien, knynenwranden und sunst to mehrern nutz to brengen tuschen hoichgemelten mijnen g.h. und Arnden Spainrebock to Heiden guitlich und entlich bespraicken, afgekalt und verdragen woe folgt: Anfenglich dat nu voirtmehr die consulation und appellation von dem gericht to Heiden nergent anders dan up Calcker to sucken und to halden, wilchs mit weynigster onkosten des gerichtz und partien na ordnung myns g.h. geschein sall.
Dat oick myn g.h. hertoug gelyck syner f(ürstliche) g(enade) vurheren von onverdencklichen iairen gedain aldair der ongetwijvelder landfurst by irer f.g. hoeger oevericheit und lijfstraifen, und wes den anhengt durch vorgriffen (ader preventien) imant gefencklich annemen deden, dat soeliche ingetoegene up den derden dach syner f.g. als dem landfursten mit scholt und onscholt, oick wes by oen in den anfanck befunden, an der Hezen tuschen Gennep und Heiden averliefert und van sijner f.g. der geboir gestraift werden sollen.
Wanneir und to welcher tijt van hoichberumpten mynen g.h. in syner f.g. furstendumb Cleve eynige stuyren ader schattongen gesatt of syner f.g. van gemeiner landschaft ingewilligt werden und die den fursten to gude kommen, dat in dem fal die eyne helft van de rherlicheit Heiden nae alden gebruick syner f.g. und die ander helft den van Spainrebock folgen und togelacht werden sollen; dair aver reichsstuyren furfallen, dat die den lantfursten voirt te verrichten allein verblijven, woe dan syn f.g. die settungen nae irer gelegenheit doin und die pennongen upboeren laten sall.
Dat oick die van Spaenrebock bij sich selfs sunder furweten und bewilligung mijns g.h. geine heiden noch gemeinten uitslaen noch anderen to betijmmeren of to bouwen uitgeven sollen in maten van synes Spainrebocks vuralderen dergelycken bewilligung geworven. Aver soeliche drie kotten, als van oen Spainrebocken diese iaren uytgegeven syn, nemlich Petern Kuyck, Peteren die rademecker und Melis die wever sollen dismails gelaten werden, doch die katere dairvan [dat wass der kercken to Heide und (soll die kercke daruit gein wass hebn) die hoenre und tynss beiden fursten und hern gelijck iairlichs verrichten.
Woe dan oich sulch lant als up der Maesen gelegen, die Papielier genant, und van den nabueren to haldung der froemyssen gegeven als insgelijcken der vicariengueder und renten van sente Clais altairs so lang durch myns g.h. schultiss in sequester gelacht und gehalden bis dairtoe weder bequeme personen angestalt und die diensten dairvan, als sich geboirt, gedain ader sunst anders dairin versien werden sall.
Dat van den Spainrebocken voirtmehr gein torf in die Genneper Vennen gestecken noch anderen vergunt ader uitgegeven, id werde dan dairgedain und bewijslich bijbracht, dat sie dairtoe berechtigt syn.
Dat oick die schepen to Heiden van wegen myns g.h., woe van alders herbracht, syner f.g. schultiss an- und afsetten, dat gericht to iederer tijt verkundigen, alsdan oick syner f.g. schultiss van s.f.g. als derglijchen der Spainrebocken wegen die schepen beeiden, dat gericht hegen und beeleyden und weder apdyngen; und des tijtlicken heren to Heiden Spainrebocks swijgender schultiss iderntijt neffens unsers g.h. sprechenden schultiss bijzytten und dich durch syner f.g. schultiss die execution und pendung geschien soll.
Die wedden und geltbroecken, oick cijsen, nielantsche und andere tienden sollen oick half und half gedeilt werden.
Alsdan gliechsfals die underdanen to Heiden die ein weeke dem fursten, die andere wecke den Spanreboicken, doch nyt mehr dan einmail in iderer wecken dienen und dairoever nyt beswert werden sollen.
Die canijne der wranden in Heyen gelegen sullen durch myns g.h. ader des amptmans garn und fretten gefangen und iderer tijt half by den amptman blijven und die ander helfte den Spainrebocken werden togestalt; alsdan up oere der Spainrebocken ersuecken und begeren der amptman oick frettieren sal laten.
Die vyscherie in der Maesen, to Heiden gehoirich blijft oick half und half, alsdan insgelycken dat Mehr durch den eynen fur und den anderen nae mit segen up gelijcken onkosten gefischet und to iederer tijt die gefangene fysche to halven deilen under oen beiden verdeilt werden sollen.
Und als tolest mysverstand und irrungen van den holtgewass der Alden und Nyen Hezen to mehrmalen entstanden, soes all dat samentlicke holtgewass, soo wal die Alde Heze als die Gemein Heze gnant beiden furstenm und heren to gelijk toestendich sijn und blijven, oick darup guede maete und ordnung gemaickt werden, wairby solich hoich- und underholtgewass nyt ferner verwuest noch verdorven, sonder wederumb in upkoemen und gedien bracht ind to irer beider nutz und besten gebruickt und erhalten werden moege, alle geferde und argelist hierinne uytgeslaten. Des in orkond synt dieser beredungs und verdragscedulen twee van gelycken inhalt geschreven und hoichberurtz myns g.h. secreitsiegel van syner f.g. wegen darup gedruckt und van wegen Arnt Spainrebocks, des einen heren to Heinden, durch oen selfs und synen brueder Johan Spanrebock underteickent, der ein to Cleve verbleven und der ander den Spainrebocken avergelevert worden. Geteickent to Cleve, up maindach den XVII Junij 1560.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1092-1095
5 juni 1545, 9 mei 1550 – 19 okt. 1565 Kopieën vanwege Haus Heyn. Supplicatio (nederige en ootmoedig smeekbede) der gemeinen Nachberen der Herligheit Heiden aen Ihren woledlen heren Alter Knippingh, heren zu Heijden. Dit geschiedt mede n.a.v. van voorvallen ten tijde van wijlen Arndten Spanrebroeck, heer te Heijen en de gevolgde veroordeling. Ordn. 4 Opnamenrs. 1096-1097
1565 Brief, ondertekend door Alter Knippinck zu Heyen, aan de vorstelijke Kleefse Raad, mede wegens het overlijden van de Gennepse drost of ambtman van het Genneperhuis i.v.m. visserij in de Maas en het Heijense Mherr, de jacht en het frettieren in de Coninenwarand en het halve houtgewas in die Heess. Er is daarover geen kraeckeell meer met de Gennepenaren.
Ordn. 4 Opnamenr. 1098
Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.) Herrlichkeit Heyen, Akten V Nr. 6
Ordn. 4 Opnamenrs. 1099-1100
26 maart 1621 Brief van dienaar Ebb Stickers aan de gebiedende heer van Heijen over het bakken van 100.000 gebrande en bleke stenen voor een geldsom en een ton bier met een regeling over de leem, het zand en de brandstof (kalen / heij) op de tichgell platz.
Ordn. 4 Opnamenr. 1101
29 maart 1621 / 24 april 1621 Omslagnotitie van etzige tausent steinen zu backen aan de Ziegelmeister van Heijen , vermoedelijk komend van Albertiner Neuwer en gericht aan Ebbe Stickers over geleverde stenen ter waarde van 50 gulden Clevischer wehrung. De notitie is uiteindelijk bedoeld voor Alter KInippinck, heer tot Heijen en tevens ambtman te Emmerick en Zevenaar en in die Liemers.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1102-1103
8 mei 1647 Brief aangaande den steenoven d’welcken Aert Schenck aen Lammert Sgreven Nieuerf setten sall. Het gaat om de bouw van een tiegel ofte steenofen in de heerlijkheid Heijen, tussen Jan Bussen en Lamert Sgreven aen die Leemkuil, geschikt om 100.000 stenen te bakken in kleinere partijen, met ook stenen voor de kerk van Heijen. Als brandstof wordt beloofd geen hout uit de heerlijkheid Heijen te gebruiken. De brief is gericht aan Gisbert von Vittinghoff genannt Schell.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1104-1105
18 aug. 1670 Brief te Gennep geschreven door Roelman van Sambeeck aan de Kleefse jurist docteur Haesenbaert inzake de gebouwde steenoven onder Heijen en de bouw van een nieuw huis, waarbij ook de heer Nijvenheim, heer zum Ham, problematisch betrokken is, waarbij woorden vallen als haet en nijt.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1106-1109
6 maart 1671 De Heijense schatheffer Derick Robben en schepen Jan van Elsen en de Heijense kerkmeester Berndt van Elsen, allen woonachtig te Heijen en Cornelis op den Kleft te Afferden wenden zich tot de Kleefse jurist en commissaris Haessbaert i.v.m. de bouw van een geringe steenoven ter grootte van 70.000 stenen. Dit geschiedt met medeweten van richter Johan Deusing en de Gennepse burgemeester Jacob Reiniers. De brief gaat over de uhralter gewohnheit, dat daaruit kostenloos 1.000 stenen aan het Huis Heijen en 1.000 stenen aan de kerk van Heijen gegeven horen te worden. Omdat veel gebrande stenen bij de oven echter zeer veel en langdurig in de regen hebben gedaan, zijn deze stenen gantz verdorben. In de loop van de tijd zijn wel neun oder zehen grosser ofens in die herrlichkeit Heijen gebouwd geweest en zijn de stenen aan Huis en Kerk van Heijen geleverd en daarover zijn geen moeilijkheden geweest.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1110-1118
Vanaf 8 mei 1700 tot 17 november 1700 Gespecificeerd en gedetailleerd kostenoverzicht van 230.000 geproduceerde stenen en betalingen te Heijen aan de schout.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1119-1122
4 januari 1706 Beraamd accoordt tussen scholtis Joh. van Bergsum uit naam van vrijheer Van Diepenbrock, heer te Buldern en Heijen, en van zich zelf en Hans Michel Grunewaldt met Meister Servais Boem en Jan Smit, beijde tiggelbackers voor het maken van een oven in Heijen met een capaciteit van twee hondert dusent stehen. Een van de voorwaarden is dat Servais Boom op sijnen eijgenen kosten de stenen zal vormen en zal setten te drogen in de hagens. De leverbare stenen zullen ten minsten twee derdendeelen gebrande en een derdendeel bleecke zijn. Voor ieder duizend steen zal hij vijf schillingen Brabans gelt ende voor ieder 25.000 eene tonne bier beuren. Op tijd zal aan de oven geleverd worden de nodige hoeveelheid kolen, stroij, gerden, sand ende wissen. De heer van Heijen zal er ook voor de toegang zorgen naar de oven en deze via een baan affflacken laeten. Ook de opstartkosten komen voor rekening van de Heijense heer. Verder zal gezorgd worden voor een geleende taeffele, eenen sant back, 2 emmers, een kruijkarr, drij bennen (?) en 2 halve seepküpkes alsook het nodige hout in de vorm van schlijten, om den wint van den oven te kehren. Er is een berekening toegevoegd.
Ordn. 4 Opnamenr. 1123
Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.) Herrlichkeit Heyen, Akten V Nr. 5
Ordn. 4 Opnamenrs. 1124-1125
1559 (met retro akten van 1529) Verordening over het gebruik van het turfven (onder Gennep). Er volgt een verklaring voor Henrick van de Bungart en Melis van der Lynden, schepenen tot Gennep door Johan Spanrebock en als gevolmachtigde van jouffer Geertruydt Spaenrebock, syner suster, die de schepenen een kopie toonden van eyner kontschap, die ook geregistreerd is inhoudende, dat destijds voor de schepenen Thonis van der Lynden en Wilhem Janssen verschenen zijn: Claijs Peters en Jan aen der Hoirst, die met hun eed getuigden, dat alsulcken Torff Venne als die Greeff (de heer van Heijen wordt hij graaf genoemd) gebruyckt nijt geweten off gehoirdt en hebn, dan den Greeff to Heyen dat tho gehoirt. Datum anno 1529.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1126-1128
19 mei 1560 De Gennepse schepenen Rickert Ongeloiff en Sibert Lesier getuigen uyt foirderyngh Albertz van Slipenbeck, gevolmachtigd procurator van Arntz Spanrebocks, eyn heer tho Heyen, dat in het Gennepse gericht Henrick van den Bungert, Johan die Haen, Goirt aen gen Hoirst genoempt Frerix, Beel van der Lynden, weduwe Mary elige huysfrauwe Goirt Schoenmekers und Grietgen Wolffs weduwe. Zij allen hebben onder eede verklaringen afgegeven op die fraige wes eyn ider van dess Spanrebox Venne kundich were. De eerste, die getuigt is Henrick van den Bungert, die zegt dat hij van de weduwe tho Heyen Arndt Spanrebocks moder zeliger oir huysyngh bynnen Gennep stainde etzliche jairen gehuyrt und bewoint hebbe en in diezelfde tijd de toestemming kreeg van de weduwe synen torff the stekenn op den venne ombtrynt tegen die Hoirst gelegen. Johann die Haen zegt tussen de 60 en 70 jaar oud te zijn en in 1522 eyn plack up den den Gennepschen Venne van unsen gnedigen fursten und heer (van Kleef) aan zich verkregen heeft en toen genoemd wird dess Greven Venne van Heijen. De volgende verklaring komt van Goirt Frerix genoempt aen gen Hoirst, die daar geboren is en zegt dat die van Spanrebock tho Heijen altyt oiren torff daar gestoken hebben. De weduwe Beell, gehuwd geweest met Thonis van der Lynden, mocht reeds ten tijden van haar man tyen off twelff voir Torffs jaarlijks op den Venne steken, maar maakte daar geen gebruik van omdat hij zelf eyn erff Venne bezat. Dan volgen verklaringen van Mary Schoenmekers en Grietgen Wolffs, beide weduwen, oud zijnde tussen de 70 en 80 jaar en hun is bekend, dat familieleden van de familie van Asselt met Spanrebock verwant zijn geraakt, namenlijk Henrick en Gerit Spanrebock en waardoor het bewuste stuk Ven is gaan heten Spanreboix Venne off dess Greven van Heyen Venne.
Ordn. 4 Opnamenr. 1129
25 januari 1560 Voor de schepenen Herman Pelen en Henrick Schamp en de gemene schepenen van Heijen verschijnen, op verzoek van Arnt Spanrebock, eyn heer tho Heijen, in de schepenbank Roloff Vermaisen, Segeer Beltgens en Gerit Lauwertz. Zij zijn ook schepen in Heijen. Zij leggen individueel een verklaring af over de turf voor Heijen uit het Genneper Venne. Roloff zegt langer dan 50 jaar myt den perden de turf gevaren te hebben uit dess Greven Ven van Heijen bij het Genneper ven in de turfschuur der Spanrebocks te Heijen. Een uitzondering hierop kwam door het verbod van Otto van Wachtendonck, drost in Gennep in het jaar 1557. Die heeft in der kerckenn doen verkondigen, dat nymant op Spanrebocks voirgenoemde Venne varen solde op verboir (verbeuren, in beslagname) und verloss oirs wagens und perden. De verklaring van Geryt Lauwertz, die 44 of 45 jaar geleden in Heijen is komen wonen en altijd gehoord heeft dat dat selver venne van den Spanrebock vurscreven und syner alders gebruyckt wairt, uitgenomen de tijd van Otto van Wachtendonck. De kontschap van Seger Beltgens , die 37,5 jaar in Heijen woont, zegt dat hij elk jaar des Spanrebocks Troff op genneper venne ther plaitzen geheten Spanrebocks off des Greven Venne heeft helpen halen en vervoeren en nimmer van eynnich verbot off bestoirynghe gehoord te hebben. Johan Hermans zegt tenslotte dat hij over de vijftig jaar in Heijen woont en ook zeven jaar gediend heeft bij Henrick Spanrebock zaliger, Arndth vaider en noch van hem noch van diens vrouw ooit gehoord heeft van enig verbod op het ven.
Ordn. 4 Opnamenr. 1130
Juli 1537, op dynxdaich nha synte Margareta daich. Voor de gemene schepenen van Gennep en de geseten Richter verschijnen Derich Eibben und Johan Bousman, als wesende ongeverlich tuyssen soeventich und taichtentich jaren. Op verzoek van de priester Henrick Spanrebock en vanwege en tot behoeve van de eirbarer joiffer Arndt nagelaten weduwe van Henrick Spanrebock, eyn heer tho Heyen getuigen de opgeroepen personen, dat een lange tyt heerwartz to Heyen gewoent und verkeyrt und hebn den vurscreven Henrick Spanrebock, woe oick synen vader geheiten Henrick Spanrebock und mi die vurscreven weduwe nagelaten und oer kynderen, die gediend te hebben und oren Torff up Genper Venne hebn helpen byfueren en daarbij nooit beboet zijn, daar het oir eygen ven wesen solde. Ook zijn, blijkens deze akte, in 1529 Johan Dericks und selige Clays Peters voor een bekentenis opgeroepen voor de schepen Wilhem Johanssen zn en Thonis van der Lynden.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1131-1132
Circa 1570. Kopie supplicatie of verzoekschrift aan de hertog te Kleef belangende des fennes, afkomstig van en ondertekend door Arndt Spanrebock, myt heer te Heijen. Arndt beklaagt zich bij in Kleef dat oever voyll langhwilige jaren, krachtens ook een bezegelde brief van de stad Gennep, fredlich en onbelemmerd eyn plack vennes op Genper Venne gelegen inm gebuik heeft gehad om er te turven. Hij zegt daarbij zelf geenen brandt by mye selbs haiff te hebben en alleen tegen grote kosten elders moet proberen turf te krijgen. Hij hoopt door dit verzoek weer in het gebruik van zijn oude rechten te worden hersteld. Ordn. 4 Opnamenr. 1133
Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.), Herrlichkeit Heyen, Akten V Nr. 4
Ordn. 4 Opnamenrs. 1134-1135
5 juni 1726. Brief aan de Koninklijke Pruisische Kriegs- und Domainen Kammer van de Jurisdictions Richter van de heerlijkheid Heijen ten tijde van Freyherr von Diepenbrock zu Buldern und zu Heijen over de ligging van een eventuele nieuwe molen onder Heijen.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1136-1137
16 febr. 1745. Brief aan de ingezetenen van het Ambt Gennep und Uffelt en Richtern zu Gennep, Uffelt, Ottersum, Nergena, Heyen, Kessel und Hommersum, komend van de Pruisische Koning Friedrich in de persoon van N. van Raesfeld, i.v.m. ruzies en de molendwangplicht op de molens te Gennep, de tol en de gerepareerde Gennepsche Mühle.
Ordn. 4 Opnamenr. 1138
Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.), Herrlichkeit Heyen, Akten V Nr. 3
Ordn. 4 Opnamenr. 1139
17 maart 1542. Brief van Goert van Haen en Roloff Vermaisen en de gemene schepen van Gennep, op verzoek van Aert Spanrebock, eyn heer tot Heyen. In de Gennepse schepenbank zijn verschenen: Wolter Vermaisen en Jacob Vermaisen om er een verklaring af te leggen van der vijsserrye dess Mers (meer bij het Huis Heijen) by synen huys gelegen. Zo verklaart Wolter dat hem nog goed indechtich und kundich is en duckmaill hefft hoeren seiggen wie dat Elbert van Alpen ther tyt drost tot Genp, durch twyst und onwyll herkommende, in zijn drosttenue met een speciale brief over de visserij, die de heer van Heijen niet in ontvangst wilde nemen, want daarmee werd hem de visserij voor de helft afgenomen. De verklaring van Jacop zegt dat hij zijn vader – die lenghe tyt dess Greiffen (de graaf van Heijen) vyscher gewest is – ook dikwijls dit heeft horen zeggen en hem zelfs geholpen heeft met dit vissen.
Ordn. 4 Opnamenr. 1140
13 april 1542. De schepenen van Beugen worden i.v.m. de Heijense rechten gevorderd een verklaring hierover af te leggen. Derhalve is in hun schepenbank Derck Hebbelen, oud ongeveer 75 jaar en nog bij goeden verstant een getuigenis door hem afgelegd voor de richter myt opgerichte vingenren ende aen den heiligen gehalden, zoals dat beteempt nae onser bancken int lantrecht. Derck zijn vader heeft wel meer dan honderd keer vroeger gezegd in de tijd dat hij lange jaeren visser had geweest tot Genep op ten huijs (Genneperhuis) en Derck zelf daar geboren is, dat Henrick Spaenrebock Arnts alde vader, die visserij die Meer g(e)nant tot Heyden by den huijs alleen gevist heeft ind vyngen sij enen breessem, die een hant breet weer off ander vleyn vis, die liet hij weeder in den water werpen, dat sy meerder solde weerden. Daernae heeft Elbert van Alpen aan den Greef van Heijen, Henrick Spaenrebock voirscreven een cledynge gesant, dair Henrick Speanrebock voirscr. op geantwoirt heeft: Ick en begeer synder cledingen nyet. Ick heb selver doeck om mij te cleeden, ind om der oirsaicken hed Elbert voirscr. als een gewalt swij man, Henrick Spanrebock voirsc.r die visserij halff affgenoemen, und als Elbert voirscr. dair nae heeft doen vissen, gynck Henrick Spaenrebock voirscr. ewech en mocht des nijet syen.
Ordn. 4 Opnamenr. 1141
1542, dynstaichs na Paeschen Voor de Heijense schepenen, met namen Gairt van Haen en Arnt van Haeselt komt, op verzoek van de heer van Heijen, Wilhemken Boytkens in de schepenbank. Hij zegt dat hij zijn oom Derck Visser, ook genoemd die lange poerter ind visser te Genp op ten huys (=Genneperhuis), vaak heeft horen zeggen, dat die helfft der visseryen van der Meer, den Greef genoemen weer, by tyt Elbert van Alphen, drost tot Genp … ende dat om eenre cledijnge wyl end dat hijse den Greef wael gevist hedt, ther beeden, dat die visch nijet gedeylt en worden.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1142-1147
1606 Onderzoek d.m.v. ondervraging van vijf getuigen over de visserij in het Meer bij het huis of kasteel van Heijen in de tijd van en op verzoek van Alter Knippinck, heer te Heijen, door de schepenen (o.a. Derrick van Wijlick) en voor de scholtis of schout Johan van Baix van de stad Gennep. In eigen persoon verschijnen daartoe de getuigen: Jacob Nij(e)rsman, Henrich Lauwers, Jacob Haevens (?), Herman van Kueck en Gaerdt van Hoekelom. Door de eed op het heilich Evangelium zullen zij de Interrogatoria of gestelde vragen eerlijk beantwoorden. Deze luiden of hij, Jacob Nijersman, ongeveer dertig jaar geleden op het Gennerperhuis is komen wonen en de Gennepse drosten heeft geholpen bij het vissen in het Heijense Meer bij het kasteel en of er uitzonderingen zijn gemaakt bij hoogwater, de Maas in het Meer stroomde en toen de drost en de heer van Heijen samen er gevist hebben en de vangst samen gedeeld. Kon de heer van Heijen bij gewone waterstand ongestraft in het Heijense Meer alleen vissen? Of de vader van zijn huisvrouw, Johan die Fischer zaliger, de visserij in het Heijense Meer gepacht heeft gehad? Hoe was dat geregeld in de tijd van de Gennepse drost Van Hoentzeler. ** Jacob antwoordt, dat hij circa derig jaar geleden in het Genneperhuis is komen wonen en dat twee in het jaar, in het voor- en in het najaar in het Heijense Meer gevist is, maar dat dat de laatste tien jaar niet meer het geval is. Ook heeft hij onder drost v. Boetzelar gediend. Voorst moeten Henrich Lauwers, Jacob Haevens en Herman van Kuuck en Gaerdt van Heukelom hun leeftijd opgeven en persoonlijk opgeven hoe de visserijrechten in den Heyense Meer tussen de Kleefse vorst (via de drost van Gennep) en de heer van het Huis Heijen in de praktijk uitpakten en hoe de gang van zaken was bij hoogwater. ** Henrich Lauwers zegt over de zeventig jaren te zijn en ten tijden van het aflopende hoogwater samen met de drost van Gennep en de Heijense heer geholpen te hebben bij het vissen aldaar en de opbrengst van die visch gedeilt. Daarna viste de visser van de heer van Heijen er gewoonlijk alleen. ** Jacob Hermans, circa vijftig jaar oud, verklaart ook dat bij hoogwater de drost en de Heijsen heer samen in het Heijense Meer gevist hebben en de vangst deelden. ** Herman van Kueck zegt ongeveer 42 of 43 jaar oud te zijn en bevestigt de uitspraken van zijn voorganger. ** Tenslotte komt Gaerdt van Hoekeloem, ongeveer 50 jaar oud, die het samen vissen van de drost en de heer bevestigd maar daar aan toevoegd, dat dat de laatste tien jaar niet meer is voorgekomen.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1148-1149
4 november 1645 Verpfachtung von das Mehr. Pachtbrief tussen de hofmeester van het kasteel te Boxmeer hern Johan Stieggers (?) en vrouwe Agnes Margaretha von Vittinghof genant Schel, geboren van Bonen, mefrow van Heyden, vanwege de verpachting van de visserij in het Heyense Meer mede in verband met de bijzonder grote vangsten (met treknetten?) bij aflopend hoogwater en de verdeling van de opbrengst tot de normale pegelstand bereikt is met de hofmeester en de pachtbetaling van 12 Rijksdaalder. Ordn. 4 Opnamenr. 1150 Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.), Haus Heyen, Akten 1.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1151-1154
5 oktober 1610 Alter Knippingh, heer te Heyden, Obrist-Lieutenant und Hauptman over een groep soldaten, ein Fahlein, van 125 soldaten. Op verzoek van de Clevische Stende, de Kleefse regering, zijn zur Landts Defension gedurende ruim twee maanden tijd 125 soldaten geworven ohne Erstattung der angekaufften wehr und waffen, kraut, lonten unnd loth, wie auch lauff und taggelt. Daarvan moet de bewezen door soldaten veroorzaakte schaden in mindering gebracht worden. De vergoeding is 1192 daalder per maand en beloopt over de ruim twee maanden 2950 daalder en 15 stuiver. De afrekening wordt gemaakt met de Kleefse commissarissen. De specificatie, opgesteld door Mercator, geeft de uitbetaalde contibuties aan en de ontvangsten van de steden Goch, Gennep en de betaalde geweren door de stad Nijmegen. Verder betalingen door onder meer jonker van Schewick bij de drost Eickelen, door de drost van Wittenhorst, de heer Boitzelers te Calcar, e.a.. in 1611 voor geleverd pulver, betalingen te Duisburg, Düsseldorf, Orsoy, aan des Jegermesiters dochter e.d.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1155-1156
26 april 1621 Kopiebrief aan de Kleefs Churfürstl. Brandenburgische geheimbtte undt zur Ambtts Cammer over opgelegde aflossom van een pandbrief en renten met bezwaar en beklag van de Heijense heer.
Ordn. 4 Opnamenr. 1157
Kleef, 26 april 1621 Antwoord van Adolph Steinigen van de Brandenburgse regering in Kleef aan Alter Knippinck van Heijen en tevens ambtman in de Liemers over de Steinswerdischen Pfandt verschreibungh om tot een vergelijk te komen.
Ordn. 4 Opnamenr. 1158
Kleef, 26 april 1621. Brief over de Steinswerdischen Pfandt verschreibungh en oproep tot verschijnen i.v.m. lospenningen, pandbrief en kwitanties. Tevens de klacht dat het onderpand van de weerd in de Rijnstroom praktisch verdwenen is en ander onderpand te stellen is.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1159-1162
9 januari 1622 Schrijven aan de Brandenburgse regering in Kleef van de onderdanige heer van Heijen, Alter Knippingh inzake inkwartiering van soldaten vanwege des immer werrenden niederlandischen Kriegs aangerichte schaden, duizende Reichs daller, toevlucht in kasteel Heijen en andere gebouwen in Heijen en omgeving, grote afbreuk aan eigen bezit, bedreigde en arme onderdanen van Heijen, trouwe dienst ook aan de voorgaande hertogen van Kleef, e.d.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1163-1165
3 mei en 27 juli
1622 Brief van Alter Knippingh zu Heijen aan de keurvorst in Kleef in verband met o.m. tractement, inkomen, e.d..
Ordn. 4 Opnamenr. 1166
22 november 1621 / 27 juli 1622 Kopie van een omslag betreffende een onderdanig verzoekschrift van Alter Knippinck van Heijen bij de waardin im Engeli en Kleef en bij de waardin in den blawen Druve te Wezel vanwege notities van verteringskosten
Ordn. 4 Opnamenr. 1167
9 januari 1622 Kopie van een omslag van een verzoekschrift van Alter Knippingh zu Heyen om compensatie van gemaakte kosten voor trouwe vaderlandsdienst, van dem Vatterland erzeigte trewe Dienste, en daaruit gevolgde grote schaden.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1168-1170
1702 en 16 febr. 1703. Ingevuld voorbedrukt formulier van geleden schaden in de tijd van de heer van Diepenbrock van Heijen door de legering van en het doortrekken van Franse troepen in het ambt Gennep, met name in de heerlijkheid Heijen, Kessel en Mook met afgebroken of verwoeste huizen, gestolen vee, meubels en baar geld, koren, brandschatting en uitgaven van betaalde sauve-guardes, houtgewas, verloren hooi en gras. De schaden van de predikant van Gennep heeft hij in die van de stad opgegeven en de pastoor van Heijen in die van de heerlijkheid Heijen. De totale schade beloopt ongeveer 40.000 Reichsthaler.
Ordn. 4 Opnamenr. 1171
Archiefomslag, ex Staatsarchief Münster, Rombergsch. Archiv (Dep.), Haus Heyen, Karton 12.
Ordn. 4 Opnamenr. 1172
10 mei 1667 Uitgedeelte boeten, na verhoor vastgelegd te Heijen, wegens allerlei overtredingen, zoals oproerige uitlatingen, gewelddadigheden, scheldwoorden, vechtpartij of schlagereij mit den alten Custer, slaan en messentrekken.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1173-1175
1669, 1670 Boeten te Heijen wegens het mestrekken op 31 mrt. 1669 van Merten Kusters op Handrijck Harkens; einde april 1669 heeft Marten Kousters de vrouw Lijesken van Seijmmens op haar borst geslagen; op de 16e mei 1696 heeft Martten Kusters een kind van Goussens ijnde Vran een brandwonde toegebracht; op 6 augustus 1696 zijn Tijs Ebben met Jan met den schop gaan vechten; einde aug. 1670 heeft Marten Kusters gevochten met Coejen Handdrijcke en is met een mes in de duim gestoken; op 2 september 1670 heeft Marten Kusters weer met een mes gestoken op de knecht van de heer van Heijen, zijnde Houbbert Weijllems; in juli 1670 vechten Andrijs Robben en onsen Weijllem en er wordt een mes getrokken; Derck Robben heeft knecht Frans van de heer van Heijen uitgescholden voor een per(d)sdijef en koedief; op 3 okt. 1670 liep Marten Kusters weer een boete op, nu voor de huid vol schelden van een vrouw; e.d.. Marten Kusters wordt o.m. een zeer hoge boete van vijf goud gulden opgelegd.
Ordn. 4 Opnamenr. 1176
18 augustus 1671 Voor de Heijense schepenen Cens (?) Bossen en Jan van Lottum is verschenen Joannes Cappelair, chirurgijn op het fort Gennep. Hij verklaart dat in de heerlijkheid Heijen een gewonde, een gequetst liggende persoon Hendrick van Weese aangetroffen is en op dit moment is den selven gequetsten buyten peryckel van sterven. De chirurgijn heeft de gewonde nu vijftien dagen bijgestaan.
Ordn. 4 Opnamenr. 1177
8 augustus 1671 Voor twee schepenen Derck Ebben en Jan Hendrickx van de vrijheerlickheyt Heijen geeft Hendrick van Weess een verklaring af dat hij van Gennep kwam en toen is Marten Custers bij Hendrick van Weess gekomen, vergezeld van kar en paard. Hem werd gevraagd of hij mee wilde varen en Hendrick antwoordde dat hij zich liever varen liet als gaen. Hij ging mee tot bij de Heess en onderweg is gesproken over die glaser welcke staen in joffrou Wijlickx huijs, als dat hij die betaelt soude hebben. Daerop heeft Marten Custers, Hendrick van Weess toegesprochen en geseijt dat light (liegt) ghij als een schelm. Daarop is Hendrick van de kar gesprongen, met een houweel achterna gezeten door Marten en daarop is Hendrick op het hoofd geslagen door de hoed heen en ter aerde geslagen. Vervolgens heeft Marten zijn zoon Jan het bevel gegeven er zo snel mogelijk vandoor te gaan door te roepen gaet jaegen, gaet jaegen.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1178-1179
14 september 1677 Financieel overzichtje in een Heijens protocoll van boeten en betalingen b.v. aan de vicaris Bosch wegens de vicarie S. Nicolaas te Heijen met korte gegevens over de reis van Docter Haesbaert, de aanstelling van twee nieuwe schepenen, de monniken van St. Agatha genoemd den mungen zu S. Agten, i.v.m. het plaatsen van bijenkorven, het jagen met de heer graff von Buxmer.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1180-1185
1730-1735 Opgelegde boeten in de tijd van Van Diepenbrock, heer te Heijen, wegens o.m. het foutief drijven van schapen, het maaien van klaver op een boetedag, het slaan van een dienstmaagd, het steken en weghalen van bloemen, plaggen halen op een zondag, heimelijk plaggen steken.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1186-1188
18 maart 1719 Mandatum, lastgeving en opdracht van Heijense ingezetenen wegens grooten mangel en gebreck aen Bouland …. en daer tegens grooten overvloet van Heijde land. Deze heide kan met alderminste schade voor bouwland ingezet worden als hoognoodigen en nuttelijcken wercks aldus dit schrijven van de ingezetenen Jacob Ter Vooren, de schepenen Berndt Bosmans, Derck Bouman, Peter Bouman, Derck Claessen, Kerst Busmans, Henrick Bossen, Jan Daemen aan zijne majesteit, de Pruisische koning, gericht. Dan volgen de eigen handmerken van deze ondertekenaars, omdat het meerendeel het schrijven niet machtig is en geen handtekening kunnen plaatsen.
Ordn. 4 Opnamenrs. 1189-1193
1691 en 10 maart 1692. Gedetailleerde overzicht door de Heijense gerichtsbode en schepenen voor te betalen boeten, de opbrengst over te dragen aan de heer van Heijen, vanaf 4 maart 1691 wegens het aantreffen van vier met naam genoemde herders met schapen op den Hees, een scheld- en vechtpartij (door de Scholtis beboet), kapot getrokken kleding, het hooien op een zondag, het neerslaan en aanhitsen van honden, het drijven van schapen op land waar de tienden nog niet afgehaald zijn, het niet werken aan de oeverbeveiliging van de Maas, het doen van huiszoeking bij Marten Custers, verstopt gestolen hout, het tot bloedens slaan op een voorhoofd, ook slaan tijdens het drijven van vee, e.d..
Ordn. 4 Opnamenrs. 1194-1197
Circa 1665. Inkomplete dus fragment ondervraging voor de Heijense schepenen Tijes Ebben en Jan van Lottum, waar ook voor de onsenen Scholteis Joan Deusingh een aantal lieden gedaagd zijn, zoals Jenneken Janssen, Teuws Janssen, Hendrick Bonenbergh. De vragen gaan over: de ouderdom der getuigen, welke meubelen en huisraad uit een huis gehaald zijn, waar verstopt en wat voor soort meubelen het waren? Of ook huisgenoten en kinderen geholpen hebben bij het wegdragen der meubelen? Of Derick Robben, “na gedaener nederlage“ van N. Raesfeldt, niet meer in zijn huis gekomen is? Of Derick Robben met andere gemeenschap heeft aan de meubelen, als ook in de Duffelt? Hoeveel hoornbeesten van koeien en ossen heeft hij in Heijen en in de Duffelt? Waar deze beesten in de nacht van de overval naar toe gedreven zijn? Hoeveel schapen hebben zij beiden voor dese nederlage in gemeenschap in Heijen en in de Duffelt en in welke schapskoij? Waar houden de beesten zich momenteel op? Of voor het voorval zij nog onderling discussies over beestenverkoop gehad hebben? Wanneer hebben zij den weerd van zijn Excellentie onder Beugen gepacht? Off niet waer, datt als Derick Robben de nederlage gedaen hadde, eijnige meubelen van Derick Robben huis gesinde aen offte voor deponents hujs zijn gebroeken? Wat soort meubelen zijn het geweest en waar verblijven ze? Jenneken Jans zegt ongeveer 24 of 25 jaar te zijn. Ze hadden twee bedden der eener in des Custers huijs gebracht en het ander voor die doore nedergelaicht, oock een kleermandt mit eijnigh goet, maer niet wetent wat voor guider, die die op den tuijn van den Bongart nedergesat, maer waer dieselve gebleven, wiste die niet.Verder waren spullen met zijn allen naar Afferden gebracht, maar waar de meubels waren oindergebracht, bleef onbekend. Er wordt bekend dat het gaat om 63 koijbeesten ende stieren, die in Heijense weilanden alsop de Meersche weerth gaen. In de Duffelt hadden zij onder huer beijden tezamen 80 schapen en in Heijen 20 tot 25 stuks. Er waren bovendien 75 schapen in Wanssum gekocht en nog niet volledig betaald waren.