Oorkonde Heijen

Onderstaande toelichtende tekst is geschreven door Rien Van den Brand (Aubadestraat 6, 5802 EX Venray – 0478-582819) op 11 januari 2020.

Hier volgt de middeleeuwse tekstvertaling in het Oud-Nederlands van de Latijnse oorkonde van Heijen van 12 maart 1271 uit het archief van het voormalige Cisterciënserinnenabdij van adellijke zusters Graefenthal te Asperden/Goch. Het abdij-archief is gedeponeerd te Gaedonck/Goch.  De perkamenten oorkonde wordt daar in origineel bewaard in de particuliere, niet openbare Oude Bibliotheek van het gymnasium Collegium Augustinianum te Gaesdonck.

Abdis Eva van Wachtendonk († 18 sept. 1588) heeft zelf alle Latijnse oorkonden in een franssinen boick, in een zogeheten Cartularium, Kartular of Kopiarovergeschreven en sommige Latijnse teksten in het Oud-Nederlands vertaald. Zij was abdis van 1566-1588. De oorkondetekst van die tekst, met de volgende korte Duitstalige samenvatting 

‘”Wilhelm Schenk von Nydeggen weist Kloster Grafenthal für ein Anniversarium (jaargetijde) seiner daselbst begrabenen Frau Mechtildis aus Selegut in Heyen jährlich 6 malter Getreide an””

heb ik getranscribeerd en hier onderstaand letterlijk weergegeven. 

 

Van drie malder garsten ind drie malder haver to Heiden (=Heijen)

Wij Wilhem Schenck van Nydegen, onse groet ind salicheit alle den genen die desen brieffsien sullen. Wy begeren kundich to syn alle den genen nu syn off hiernamails kommen sullen, dat so als ons lieve huysfrouwe Mechteldverstorven ind in den Cloister Sgrevendailbegraven was, begerende dat oir gedechtnyssealtyt blyven machte ind oir Jairgetyts dachgehalden wurde, hebben wy dairommegegeven der Abdissen end Conventevurscreven sees malder korns nementlicke drie malder garsten und dir malder haveren, welke ons alle iairs betaelt plegen te worde mto Heiden op sente Martensdach (11 november)uiter somige lande genoempt Selegut, welcklandt Peter van ons gehalden heff tot enen erffpacht voir enen iairlixen pacht der vurscreven sees malder op alsulcke conditie dat na syne ind syner nakomelinge doide, die navolgende erffgename betaelen sall vurverstorven hande ses malder, gelyc als hieiairlix betaelt hefft ind die guedere hebben wygegeven die Abdisse ind Convente myt alle oir alinge gerechticheit ind tobehoir eyn sy ons tobehoirden. Begerende ny (?) dat den vurgenomde Convente op Jairgetyde mynrehuysfrouwe eyn pitancie gegeven sal worden End op dat dit vestlicken gehalden mach worden hebn wy desen brieff on gelevert mytsegel besegelt wesende. Geschiet sye tot Sgrevendail int iair ons Heren MCCLXXI  [1271} III idus Martij.